14 maart 2009

Gist

Je handen gaan door het deeg. Het bijna-deeg. Tussen je handen wordt het deeg. Het verbindt zich en wordt ineens een lichaam. Het gaat leven. Het breidt zich subtiel uit in de ruimte. En wacht geduldig op de warmte.

Aanwezigheid gewenst. Je moet hier zijn. Er zijn al veel mensen. De regen dampt langzaam weg uit je broek. En even lijkt het alsof alles ergens stropt. Ergens tussen rug en schouder en nek. En in je oogkassen. En het moet nog beginnen. Je hoort de woorden bewegen, maar ze bereiken je niet. Gewoon wachten. Tot ze straks zullen komen. Gewoon kijken. En langzaam verdampt ook de rest weer weg.

Lijstjes. Alle spullen die je nodig hebt voor het feest. Hoeveel keer moet je ze nalezen voor je vertrekt? Drie is genoeg. Hiermee zou het moeten lukken.

Het deeg moet gevlochten worden. Zou het gemakkelijker zijn om deeg te vlechten als je dat ooit ook met haar hebt gedaan? In dat geval ziet het er slecht uit…

Het fenomeen rokjes doet zijn intrede in mijn hoofd. Ze zijn er weer, of ze laten zich nu weer opmerken. En straks komen er nog meer. Je kunt praten over rokjes, en daarna blijken er ineens veel meer te zijn als je rondkijkt. Zouden er zo nog veel dingen zijn die er zijn maar die eerst moeten geactiveerd worden?

Er zijn verschillende vormen van nijverheid. In de stad zie ik een bordje van iemand die allerlei dingen repareert blijkbaar. Op het bord staat ‘herstillingen’. Misschien moet je daar je luidruchtige kinderen naartoe sturen. Of je snurkende bedpartner. Of misschien jezelf, als het weer eens waait in je hoofd.

Wachten tot het deeg weer is gerezen. Als er in het recept staat dat de oven voorverwarmd moet zijn, hoe lang van tevoren moet je die dan opzetten? Het moet natuurlijk warm genoeg zijn, maar zomaar al die warmte produceren die nergens naartoe gaat, alleen naar zichzelf? Het steeds weerkerend ovenschuldgevoel.

Lijstjes. Op de markt blijken zich ineens veel meer soorten groenten te bevinden in de bakken, nu je gewapend met een lijstje kijkt. Dus al die andere keren waren al die dingen daar ook al? In de winkel is het overigens ook zo. Misschien moet je wel beter kijken naar alle dingen die je niet nodig hebt, enkel om te beseffen dat ze er zijn. Misschien voelen ze zich anders wel te onbekeken. Wat je dacht niet te zullen vinden, staat daar gewoon trouwens. Zongedroogde tomaten. Als zongerijpte tomaten ook nog eens gedroogd worden door de zon, hoeveel tomaat blijft er dan over? Het leven is ingewikkeld.

Gelukkig maar.

De geur van brood begint het huis in te nemen. Het is nu nog steeds bijna-brood. Brood in wording. Een groeiend lichaam dat uiting geeft aan het verlangen brood te worden. Zouden we ook allemaal zoiets in ons hebben? Ergens diep vanbinnen. Iets dat wacht op de gist. Als de bloemen die ineens kunnen groeien in de woestijn.

Er zijn tekenen van leven in de tuin. Ze aarzelen nog, maar zijn onmiskenbaar. Wat straks de hele tuin zal worden, ziet er nog een beetje uitgeput uit. Lichtjes uitgeteld na een veel te lange nacht. Maar de schijn bedriegt. Zeggen de vogels. Ze hebben gelijk.

Geen opmerkingen: