11 maart 2009

Geen krant


Raar hoe je er op een bepaalde manier zelfs naar uitkijkt elk jaar. Het is weer daar. Doen we wel even. De dingen gaan door.

’s Ochtends vroeg de fiets op, de berg op, en dan het grote gebouw binnenwandelen. Het nummertje aan de inschrijfbalie. En elke keer weer denken dat je niet snel genoeg aan het loket zult zijn. En hoe je zo snel mogelijk “uw SIS-kaartje” kunt vinden. Vooral de andere mensen niet ophouden. Goed onthouden welke kleur pijlen ik straks moet nemen. Voor het eerst in al die jaren had ik spontaan de juiste kleur in mijn hoofd. Zelfs zonder kleur zou ik het vinden, maar je weet maar nooit.

Wachten in de zaal. Straks zal iemand mijn naam roepen. En hoe je dan altijd snel alles bij elkaar moet rapen. Rugzak, jas, en dan ook nog die krant opvouwen en wegsteken. Altijd voldoende leesvoer bij hebben. Het is belangrijk. De mevrouw naast mij, met haar dochter, heeft twee tijdschriften en twee boekjes met sudoku’s bij. Zo komt ze de dag zeker door. En toch. Misschien dit keer beter op tijd de krant netjes wegsteken, zodat er sneller vertrokken kan worden. Eigenlijk is het wel goed. Gewoon kijken naar wie hier nog zit. Zoveel verhalen, die samenkomen op deze breedtegraad. “Mijnheer Mertens!?” In een flits sta ik er.

Het bovenlichaam ontbloten. Het zijn woorden die ik enkel op deze plek hoor. Wachten in het kleine hokje, en dan in de zaal waar het grote fototoestel staat. Of ik met mijn borst tegen dat apparaat daar wil gaan staan. En dan gebeurt er iets niet blijkbaar. Computers mijnheer, altijd problemen mee. Weet ik nog wel in welk hokje mijn kleren liggen? En waar moet ik straks naartoe, in dit merkwaardig netwerk van wachtzalen, met telkens een eigen letter. De foto’s zijn gemaakt. De gang door naar de volgende plek. Weer het bovenlichaam ontbloten. Nee, schoenen hoeven niet uit. Wel eerst in het midden van de tafel gaan zitten, en daarna pas gaan liggen, anders scheuren de papieren lakens op de tafel. Het is half verduisterd hier. De mevrouw komt binnen. De gel wordt over het schuifding geschoven, en daarmee schuift ze in alle richtingen over mijn buik. Weer niet zwanger blijkbaar. Wat zou er allemaal wel te zien zijn? In het ene geval moet ik diep inademen, in het andere een dikke buik maken. Is er dan een verschil, qua buik tussen de twee? Ik vraag het toch maar niet. Het is in orde mijnheer. En wat je ook doet, er hangen altijd nog klieders gel ergens achter een hoek of in een of andere vorm van lichaamshaar.

De gang voor de gesprekken. Wachtzaal D mijnheer. Het is me nooit helemaal duidelijk waar in deze lange gang C eindigt en D begint. Vooral niet omdat je wanneer je duidelijk in D zit naar een deur wordt geroepen die toch wel in C lijkt. Er is alleen nog een plaats in C. Uiteindelijk toch maar opschuiven naar D, zodra het kan.

Op deze plek komt telkens alles weer terug. En het is nu niet anders. De andere mensen bekijken. En langzaam komen de jaren weer terug over mij. Het is tien jaar nu. “Mijnheer Mertens!?” Mijn stem is ergens diep weggekropen. Ze leest de feiten zoals die op haar blad staan. En dat op een manier alsof ik nu ineens verbaasd tot de vaststelling zal gaan komen dat ik inderdaad ziek was tien jaar geleden. De vragen die me steeds zo in de war brengen. Of het goed gaat met mij. Wat moet ik daar in godsnaam op zeggen? Of er klachten zijn? Nog zo’n moeilijke. Steeds minder zin om uit te leggen hoe die buik ondertussen werkt. Als ik het probeer, krijg ik steeds een onbegrijpende blik. De stelling dat ik nu een ‘buik met karakter’ heb, past blijkbaar niet in de voorgedrukte vakjes op haar blad. Of ik soms pijn in de buik heb? Euh, ja, maar dat hoort er bij. Ik probeer het, maar geef het al snel op. Dat ik weet hoe het komt, en dat ik weet wat ik beter wel en niet eet en doe, en zo. O ja, dat lijkt voldoende. En dan nog onderzoeken. Er is toch wel elk jaar weer een onverwachte vraag bij. Of ik soms dikke voeten heb. Nee dus. Misschien zeggen dat ik vooral lange voeten heb, maar ze lijkt me niet echt in voor grapjes. Dan maar zeggen dat ze moet oppassen voor de klieders gel die er waarschijnlijk nog hangen. En dat is het dan weer. Zelfs dat weinige moet nu eerst besproken worden. Een andere mevrouw komt binnen, ze heeft opvallend warme handen.

Daarna nog even wachten in de gang. Wat al was begonnen, daalt verder over mij. Het is tien jaar. Misschien had het wel leuk geweest als de mevrouw met de warme handen me lang en diep had aangekeken om me te feliciteren voor tien jaar extra nog niet dood zijn of zo. Niet hoe het gaat, maar hoe het geweest is, die tien jaar. Zodat ik iets zou kunnen zeggen over die anderen die geen tien jaar gekregen hebben, en die hier meer aanwezig zijn dan de klachten die ik zou moeten hebben.

“Mijnheer Mertens!?” Wat ik ook doe, het verrast me steeds. Bloed nog, en de afspraak voor volgend jaar. Dank u wel mevrouw, tot volgend jaar.

Nog voor ik de gang uit ben om te vertrekken komen de tranen al. Ik draag mijn lichaam als een te grote jas. Nooit eerder dat gevoel gehad. Iemand zou het langzaam terug op zijn plaats moeten duwen. Het is tien jaar. Allemaal gekregen tijd. Elke dag een geschenk. Waarom voel ik me dan zo oud nu? Terwijl ik terugfiets, zie ik ze allemaal lopen, daar op het voetpad, zij die geen geschenk kregen. Ze zeggen me dat ik blij moet zijn. Ze hebben gelijk.

Het is tijd om weer naar de zee te gaan. En nu vandaag nog eerst iets zoeken dat mooi is, dat ik vast kan houden, en dat vanaf nu het ding is dat ik kocht op die dag die vandaag was. De muziek is mooi, zo blijkt later.

3 opmerkingen:

tine heyse zei

ik ben heel blij dat je er nog bent, Jan
zo veel verhalen te beleven
te schrijven
te delen

Tricky zei

mag ik je feliciteren met die 10 jaar Jan, en doe er maar 10 en nog es 10 en nog es 10 en nog es 10 en nog es... bij! en hopelijk kan ik je over 10 jaar dan opnieuw feliciteren ;-)!!!

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

Dag Jan,

hoe kan ik nog origineel zijn na Tine en Tricky?

Gewoon door je te lezen?
En je dat nu en dan te laten weten.