‘Het is goed om hier te kunnen zitten, op deze bank. De tuin heeft lang gewacht op dit weer, en nu is het niet meer te stoppen.’
‘Met jou zit ik hier graag. Het is altijd alsof jij de tijd hebt om naar de woorden te luisteren.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Soms hou ik ervan dat er gewoon oppervlakkig of algemeen gepraat wordt. Gewoon, over alle dingen. Nergens te diep op ingaan, redelijk voorspelbaar. Er gaat soms een grote troost van uit. Mensen die ondertussen samen oud geworden zijn, en weten wat alle gevoelige plekken zijn. Maar soms wil ik meer. Dan hoor ik iets, en dan wil ik doorpraten. En jij bent een van de weinige mensen met wie ik dat kan.’
‘Dank je, dat is lief. Het ontroert me dat je zo over me denkt. Ik herken heel goed wat je zegt. Ik heb het soms ook. Dan hoor je iemand iets zeggen, en je voelt iets onder het wateroppervlak bewegen, en je zou door willen vragen. Gewoon om te begrijpen. Niet uit een soort verkeerde nieuwsgierigheid, maar omdat je zou willen dat je af en toe even zou kunnen leven op het niveau van die verhalen. Er is zo weinig tijd in dit leven, en er zijn zoveel dingen die ongezegd voorbij gaan.’
‘Alles wat niet gezegd is, het is zoveel, denk ik soms. Je stelt je dan soms voor dat je alles zult zeggen op een of ander ultiem moment. Maar de kans is groot dat dat nooit zal komen.’
‘En wat je deelt met anderen, dat is ook zoveel, maar het kan ook zo verschillend zijn. Misschien gaat iedereen op een andere manier om met het verleden, en lijkt het daardoor soms zo pijnlijk, ik weet het niet. Bij mij lopen alle beelden van alle herinneringen de hele tijd door, elke dag opnieuw, over in het heden. Als je een film zou maken in mijn hoofd, dan zou je versteld staan.’
‘Ik denk dat ik me na al die jaren stilaan iets voor kan stellen bij dat hoofd van jou, ik begrijp het denk ik wel een beetje.’
‘Het is zo dat je in een stuk van je leven met die of die optrekt. Zij of hij is dan het belangrijkst. Er gebeuren dingen die een diepe indruk nalaten. Bij mij is het zo dat al die dingen bewaard blijven. Ik wil ze niet de hele tijd herhalen, maar ik wil wel dat ze blijven, als een soort bewijs dat wat er toen was, ook echt was, en zo kan blijven. Maar voor die ander is dat niet noodzakelijk zo. Soms wil je dat de ander af en toe een teken geeft dat de herinnering gedeeld is, en vooral dat de betekenis ervan gedeeld is. En toch is dat vaak niet zo.’
‘Ik begrijp goed wat je zegt. Ik denk dat ik dat een beetje heb losgelaten. Ik koester mijn eigen herinneringen, op een luchtige manier, niet stoffig. En dat het voor anderen anders is, daar trek ik me niets van aan.’
‘Twijfel je dan nooit aan je eigen herinneringen? Dat het misschien alleen voor jou zo was, en dan nog door een of andere verstandsverbijstering of zo?’
‘Nee, alles wat er in mijn hoofd zit, is echt. Ook al verandert het waarschijnlijk steeds.’
‘Ik wou dat ik het kon, maar het lukt me nog niet altijd. Misschien wil ik dat een ander soms even een soort knipoog naar me geeft, een klein moment waarop je tegen elkaar zegt: ik weet het nog, het was niet zonder betekenis.’
‘Ben je dan bang?’
‘Misschien wel. Misschien ben ik bang dat anderen aan het eind van hun of mijn leven zullen zeggen dat ze zich niets meer herinneren, en dat ze je zo je eigen herinneringen afnemen, of zoiets.’
‘Maar dat kunnen ze toch nooit, ze zijn van jou, en toch niet afhankelijk van wat anderen ervan zeggen.’
‘Wat doe je nu?’
‘Ik ga even een plaat opzetten, ik wil dat je dat hoort.’
‘Ik ben benieuwd.’
‘Het is het trage deel dat ik je wil laten horen. Het middelste van drie, uit het concerto voor twee violen. Nog elke keer als ik het hoor, krijg ik tranen in mijn ogen. Laten we even gewoon luisteren, en niets zeggen.’
‘Ja...’
‘Weet je, soms denk ik dat alles wat er over de liefde te zeggen is, vervat zit in die paar minuten dat dat stuk duurt. Hoe die twee stemmen elkaar opzoeken, en rond elkaar heen cirkelen. Hoe ze weggaan van elkaar, en weer versmelten. Onherroepelijk met elkaar verbonden.’
‘En wat zegt dat over die herinneringen?’
‘Het kan verschillende dingen zeggen. Misschien wil het gewoon zeggen dat het hele stuk helemaal in je hoofd kan zitten. Wat de rest van de wereld ook doet of zegt, het zal daar altijd blijven, en niemand kan het van je afnemen. Dat kun je vertrouwen. Of misschien ben jij een van die twee violen. Ze spelen schijnbaar altijd andere noten, in een andere lijn. Maar samen zitten ze in hetzelfde stuk, dat alleen maar zo kon zijn.’
‘Dat heb je mooi gezegd.’
‘En toen zaten ze een hele tijd stil voor zich uit te kijken...’
‘Inderdaad.’
‘Met jou zit ik hier graag. Het is altijd alsof jij de tijd hebt om naar de woorden te luisteren.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Soms hou ik ervan dat er gewoon oppervlakkig of algemeen gepraat wordt. Gewoon, over alle dingen. Nergens te diep op ingaan, redelijk voorspelbaar. Er gaat soms een grote troost van uit. Mensen die ondertussen samen oud geworden zijn, en weten wat alle gevoelige plekken zijn. Maar soms wil ik meer. Dan hoor ik iets, en dan wil ik doorpraten. En jij bent een van de weinige mensen met wie ik dat kan.’
‘Dank je, dat is lief. Het ontroert me dat je zo over me denkt. Ik herken heel goed wat je zegt. Ik heb het soms ook. Dan hoor je iemand iets zeggen, en je voelt iets onder het wateroppervlak bewegen, en je zou door willen vragen. Gewoon om te begrijpen. Niet uit een soort verkeerde nieuwsgierigheid, maar omdat je zou willen dat je af en toe even zou kunnen leven op het niveau van die verhalen. Er is zo weinig tijd in dit leven, en er zijn zoveel dingen die ongezegd voorbij gaan.’
‘Alles wat niet gezegd is, het is zoveel, denk ik soms. Je stelt je dan soms voor dat je alles zult zeggen op een of ander ultiem moment. Maar de kans is groot dat dat nooit zal komen.’
‘En wat je deelt met anderen, dat is ook zoveel, maar het kan ook zo verschillend zijn. Misschien gaat iedereen op een andere manier om met het verleden, en lijkt het daardoor soms zo pijnlijk, ik weet het niet. Bij mij lopen alle beelden van alle herinneringen de hele tijd door, elke dag opnieuw, over in het heden. Als je een film zou maken in mijn hoofd, dan zou je versteld staan.’
‘Ik denk dat ik me na al die jaren stilaan iets voor kan stellen bij dat hoofd van jou, ik begrijp het denk ik wel een beetje.’
‘Het is zo dat je in een stuk van je leven met die of die optrekt. Zij of hij is dan het belangrijkst. Er gebeuren dingen die een diepe indruk nalaten. Bij mij is het zo dat al die dingen bewaard blijven. Ik wil ze niet de hele tijd herhalen, maar ik wil wel dat ze blijven, als een soort bewijs dat wat er toen was, ook echt was, en zo kan blijven. Maar voor die ander is dat niet noodzakelijk zo. Soms wil je dat de ander af en toe een teken geeft dat de herinnering gedeeld is, en vooral dat de betekenis ervan gedeeld is. En toch is dat vaak niet zo.’
‘Ik begrijp goed wat je zegt. Ik denk dat ik dat een beetje heb losgelaten. Ik koester mijn eigen herinneringen, op een luchtige manier, niet stoffig. En dat het voor anderen anders is, daar trek ik me niets van aan.’
‘Twijfel je dan nooit aan je eigen herinneringen? Dat het misschien alleen voor jou zo was, en dan nog door een of andere verstandsverbijstering of zo?’
‘Nee, alles wat er in mijn hoofd zit, is echt. Ook al verandert het waarschijnlijk steeds.’
‘Ik wou dat ik het kon, maar het lukt me nog niet altijd. Misschien wil ik dat een ander soms even een soort knipoog naar me geeft, een klein moment waarop je tegen elkaar zegt: ik weet het nog, het was niet zonder betekenis.’
‘Ben je dan bang?’
‘Misschien wel. Misschien ben ik bang dat anderen aan het eind van hun of mijn leven zullen zeggen dat ze zich niets meer herinneren, en dat ze je zo je eigen herinneringen afnemen, of zoiets.’
‘Maar dat kunnen ze toch nooit, ze zijn van jou, en toch niet afhankelijk van wat anderen ervan zeggen.’
‘Wat doe je nu?’
‘Ik ga even een plaat opzetten, ik wil dat je dat hoort.’
‘Ik ben benieuwd.’
‘Het is het trage deel dat ik je wil laten horen. Het middelste van drie, uit het concerto voor twee violen. Nog elke keer als ik het hoor, krijg ik tranen in mijn ogen. Laten we even gewoon luisteren, en niets zeggen.’
‘Ja...’
‘Weet je, soms denk ik dat alles wat er over de liefde te zeggen is, vervat zit in die paar minuten dat dat stuk duurt. Hoe die twee stemmen elkaar opzoeken, en rond elkaar heen cirkelen. Hoe ze weggaan van elkaar, en weer versmelten. Onherroepelijk met elkaar verbonden.’
‘En wat zegt dat over die herinneringen?’
‘Het kan verschillende dingen zeggen. Misschien wil het gewoon zeggen dat het hele stuk helemaal in je hoofd kan zitten. Wat de rest van de wereld ook doet of zegt, het zal daar altijd blijven, en niemand kan het van je afnemen. Dat kun je vertrouwen. Of misschien ben jij een van die twee violen. Ze spelen schijnbaar altijd andere noten, in een andere lijn. Maar samen zitten ze in hetzelfde stuk, dat alleen maar zo kon zijn.’
‘Dat heb je mooi gezegd.’
‘En toen zaten ze een hele tijd stil voor zich uit te kijken...’
‘Inderdaad.’
1 opmerking:
.
En dan denk ik plots, ik ga nog eens naar Jan.
Het gordijntje is weggeschoven.
De viooltjes bloeien al.
Ik ruik hem. Hij geurt naar z'n woorden.
Ik herken hem blindelings. Zijn parfum. Seringen. Van die blauwe.
Misschien zit hij wel in de tuin.
En schrijft hij paasbloemen op papier.
.
Een reactie posten