07 juni 2009

Door de regen

‘Je bent teruggekomen?’
‘Ja, het leek alsof ik dat moest doen, al weet ik niet waarom. Je leek me zo verdrietig.’
‘Ik dacht dat je dat door de regen niet kon zien?’
‘Toch wel, ik ken je al langer dan vandaag.’
‘Dat is mooi. Ik weet even niet wat te zeggen, ik ben misschien wat stil vandaag.’
‘Ik zei ook niet zoveel nochtans.’
‘Vertel eens een verhaal.’
‘Een verhaal? Ik heb niet zoveel verhalen denk ik. Of misschien wel, maar het lukt me vaak niet ze te vertellen. Alles zit hier in mijn hoofd. En zo vaak is het alsof ik juist wanneer het zou moeten niet de woorden vind. Ik zie het wel voor me, maar het lukt me niet.’
‘Ik weet het, ik zag het al zo vaak.’
‘En soms wil ik dat niet meer. Er zijn zoveel dingen die ik je had moeten vertellen, en nu zijn ze misschien wel verloren.’
‘Misschien wel een beetje. Maar toch ook niet helemaal. Het residu zal er nog wel zijn, samen met de nieuwe verhalen.’
‘Weet je, soms voel ik me zo klein. Ik doe wel alles wat ik moet doen, en ik doe mijn best om steeds vooruit te kijken, maar soms is het alsof de dingen aan me voorbijgaan. Ze raken me niet zoals ik zou willen. En dan ga ik steeds maar verder door. Bij jou is het anders. Jij gaat er meer middenin staan, of zoiets. Het beneemt me soms de adem.’
‘Soms zou ik kleiner willen zijn, op een andere manier dan. Om de wind over me heen te laten gaan.’
‘Als kind hield ik er vaak van om zo ver mogelijk weg te rennen. Het veld in. Zonder een keer om te kijken. Gewoon blijven lopen. Tot ik niet meer kon. Ik probeerde ook achteruit terug te gaan, maar dat lukte vaak niet.’
‘Ik herinner me het voetballen nog. Eigenlijk kon ik dat helemaal niet. Misschien durfde ik het gewoon niet. Of wist ik niet hoe ik al die armen en benen bij elkaar moest houden. Ze lieten me wel meedoen, maar ik denk dat ze vooral hoopten dat ik niet te veel in de weg liep. Bij het verdelen van de ploegen werd ik altijd als laatste gekozen.’
‘En het is toch nog een beetje goed gekomen, of niet soms? Voetballen zal wel nooit iets geweest zijn voor jou, maar je hebt je lichaam toch al een beetje onder controle.’
‘Tja, misschien wel. Ik ben er wel blij mee nu. Het is een beetje hoekig, en niet overal even sierlijk, maar het is het mijne, en dat is goed.’
‘Ik weet niet of je dat zo zegt, maar je kunt er goed aanwezig mee zijn. En dat is ook al veel.’
‘Zal ik je iets te eten maken of zo?’
‘Nee, dat hoeft niet, straks misschien. Laten we gewoon nog even hier blijven nu. Het wordt zo weer licht. Alles is nog stil buiten.’
‘Dat is goed.’
‘Ik zag dat alles je zo geraakt had. Misschien moet je het gewoon nog meer loslaten.’
‘Ik probeer het steeds, en het lukt ook wel een beetje. Het gaat door me heen, en dan word ik zo opstandig, maar daarna gaat het ook wel gewoon weer weg meestal. Misschien wil ik af en toe gewoon in een hoekje gaan zitten, en wachten tot iemand zegt dat alles goed is. Heb jij dat nooit?’
‘O ja, bij mij is het niet anders denk ik.’
‘Soms denk ik dat er iets is dat jou altijd opjaagt, dat je onrustig maakt. Dan zou ik je rust willen geven, al is het maar voor even.’
‘Dat heb je altijd gedaan, wees maar gerust. Meer dan je zelf beseft denk ik. En dat betekent veel.’
‘Dan is het goed. Soms denk ik dat we allemaal maar een beetje aanrommelen of zo. We vinden de juiste woorden of gebaren niet en doen maar wat. Eigenlijk is al dat falen veel mooier dan het andere, dat we toch nooit bereiken.’
‘Dat zou wel kunnen. En toch hoopte ik vaak dat het anders had kunnen zijn, en dan was ik kwaad op mezelf. Alsof ik stotterde, en dat weg wilde.’
‘Ik denk dat je te streng bent. Ook al is het waar, het levert niets op. We willen soms zo graag zo veel.’
‘Misschien wel… Waarom kijk je zo?’
‘Ik kijk graag, dat weet je toch.’
‘Ja, dat weet ik.’
‘Laten we nog even kijken, en dan gaan we iets eten.’
‘Ja.’

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

"Eigenlijk is al dat falen veel mooier dan het andere, dat we toch nooit bereiken.’
"

En toen
was het nog maar 11 u 44.

Dag Jan.