01 mei 2010

Het kleine aarzelen



Van een mooi en intrigerend concert thuiskomen. Nog even op straat staan praten. En heel even aarzelen. Er moet immers nog vergaderd worden. Geen zin om nu te vertrekken. Liever hier blijven staan, desnoods. Of ergens in verdwijnen. Geschaakt worden door een of ander mooi wezen mag ook overwogen worden. Maar er gebeurt niets. Toch maar vertrekken, ze wachten, daar.

Tussen de anderen staan. De rituelen van een studiedag. Hier wordt de koffie gedronken. In het kader van het netwerken snuffelt iedereen elkaar af, min of meer. Niemand te zien die onmiddellijk aanspreekbaar is. Toch proberen even rustig door de ruimte te wandelen. Discreet de naambordjes bekijken. Iemand die je niet kent, maar al vaak zag. Al weet je niet meer waar. Misschien wel iemand die je elke dag zag ooit, op weg naar het station, of zo. Even blijf je kijken, en ook omgekeerd wordt er gekeken, wordt misschien hetzelfde afgevraagd. Zou je erop af moeten stappen, en iets zeggen? Heel even overweeg je het nog, maar je doet het niet. Misschien ben je wel niet gemaakt voor het echte netwerken.

Een mooie, maar ook warme avond. Op het podium spreken mensen over boeken. Het duurt even eer je mee bent, maar na een tijdje komt het weer goed. Zoals altijd. Er is ook een zanger, die af en toe iets komt zingen. Zijn stem klinkt ook regelmatig in je huis. Het is alsof je hem een beetje kent. Hij is ineens zo dichtbij, en breekbaar op dat podium. Tijdens de gesprekken over de boeken zit hij gewoon op de rij achter je te luisteren. En tijdens de pauze staat hij gewoon op de trap, daar waar de frisse lucht naar binnen komt. En je zou er even naartoe willen gaan, om iets te vragen, maar wat? Of er binnenkort nog een nieuwe plaat verschijnt of zo. Maar dat moet wel de meest stomme openingszin ever zijn. En ongetwijfeld is er waarschijnlijk net een plaat aangekondigd, wat je had moeten weten. Je draalt even, op ongeveer een halve meter van hem. En gaat dan toch maar weer zitten. Even sta je nog op, om toch, of toch maar niet. Het is beter zo. Na het programma schuifelt iedereen de zaal uit. Hij blijkt ineens net voor jou te lopen. Zou je toch nog? Iets als: bedankt voor de mooie liedjes. Dat is wel spontaan, of niet soms? Ook een beetje direct en zo, en ruimte latend voor een kleine verlegenheid. Toch maar niet, beslist iets.

Je zit in het zaaltje te luisteren naar de uiteenzetting van een interessante man. Je kent zijn boek ondertussen, maakte van dichtbij de vertaling ervan mee. Je luistert aandachtig, noteert ook netjes alles wat er gezegd wordt. Het is tijd voor vragen en discussie. Er is veel wat je zou willen vragen. Zoveel ging er al door je hoofd, toen je het boek las, en regel per regel de Engelse tekst met de Nederlandse vertaling vergeleek. En nu zit hij daar zomaar in het echt. Het went nooit helemaal, iemand in het echt zien, of zoiets. Toch maar een vraag stellen, eentje van de vele. Je steekt je hand op, je naam wordt genoteerd. Je blijkt de laatste uit het rijtje van vragenstellers. Terwijl je wacht, groeit een lichte twijfel. Stel je voor dat de vraag die je zou willen stellen ineens ongelooflijk dom of banaal blijkt te zijn. Zal jou natuurlijk weer overkomen. Even denk je er nog aan je vraag weer in te trekken. Maar het is al aan jou. Je stelt ze toch maar. Het blijkt mee te vallen. De auteur knikt hevig terwijl je ze stelt, alsof je een cruciaal punt hebt aangeraakt, of zoiets.

Iemand komt voorbij gefietst. Iemand die je al vaak in de winkel zag, aan de andere kant van de toonbank. Geen idee wie het is, en toch blijft dat hoofd in jouw hoofd zitten. Alsof je haar kent. Komt ze daar ineens aan op de fiets. Overwegingen in een fractie van een seconde. Bijna had je gewoon geknikt en een glimlach laten komen, zoals je doet bij mensen die je toch een beetje kent. Tot je terwijl beseft dat je haar niet kent, alleen nog maar zag. Wat moet je dan doen? Alsnog gewoon vriendelijk een of ander millimetersignaal geven, waardoor er niets fout kan gaan. Zoals een minuscule verplaatsing van de mondhoeken terwijl de ogen niet bewegen. Als vorm van formele beleefdheid. Ze komt dichterbij nu (nog steeds in die fractie dus) en glimlacht, ook een beetje aarzelend. Waarop je toch maar hetzelfde doet. Mensen kunnen ook gewoon vriendelijk zijn voor elkaar, dat maakt het leven in dit aardse tranendal toch gewoon aangenamer, zeg je tegen jezelf terwijl je verder fietst. En je tegelijk afvraagt of je ooit geschikt zult worden bevonden voor het normaal intermenselijk verkeer.

Je staat aan te schuiven. Op de tafel liggen naambordjes, met ergens ook jouw naam op. Drie mevrouwen beheren hun territorium, met de bordjes en dikke kaften met het programma van de jaarvergadering, met een rustige vanzelfsprekendheid. Terwijl je aanschuift vraag je je af welke persona je zult kiezen. Bescheiden en verlegen, de ogen een beetje neerslaan, en beleefd knikken en dankjewel zeggen. Of toch maar een iets jovialere versie, alsof je je weg weet bij dit soort evenementen. Toch maar iets tussen de twee in, dat is gemakkelijker. De mevrouw die jou aanspreekt, legt het systeem uit van de gekleurde bolletjes op het naamkaartje, die telkens verwijzen naar een specifieke werkgroep. Die keuze moest normaal tevoren doorgegeven worden. Wat dus niet is gebeurd natuurlijk. Blijkt niet zo heel erg, je kunt nog steeds hier een keuze maken. Even aarzel je nog. Of je een grap zult maken. In het kader van: bezorg die mensen een mooi moment, zomaar voor niets. (Zoals het natuurlijk een universele missie is in je leven om sommige mensen aan het lachen te brengen.) Je doet het toch maar wel. De mevrouw lacht breed en gul, wat nadien een van de mooiere momenten van de jaarvergadering blijkt geweest te zijn.

Geen opmerkingen: