29 mei 2010

Leven in generaties

Je weet op den duur niet meer waar je met je kwaadheid en verontwaardiging naartoe moet bij het zien van de dagelijkse beelden van een zich voltrekkende olieramp aan de Amerikaanse kust. Je maag draait om als je weer eens die grote baas van het oliebedrijf lichtjes opgewekt hoort verklaren dat het toch allemaal niet zo heel erg is, dat alles min of meer onder controle is, dat men het zal oplossen. En als het zou lukken een van de volgende dagen om het lek te dichten, dan zal de aandacht weer snel verslappen. We kunnen onszelf dan weer proberen wijs te maken dat het voorbij is, dat we er niet meer aan moeten denken.

Het is jammer genoeg niet voorbij, nog lang niet. Andere vergelijkbare rampen zullen nog komen. Of zijn bezig. Wat er bijvoorbeeld gebeurt in de Latijns-Amerikaanse binnenlanden, waar in de meest onvoorstelbare omstandigheden de grondstoffen worden gewonnen die wij zo nodig denken te hebben, zien we bijna nooit.

Het blijft verbazen hoezeer veel mensen selectief zijn in hun waarneming en verontwaardiging. Wanneer een kindercrèche of een speelplein in de buurt een beetje te veel lawaai maakt, dan wordt een rechtszaak aangespannen. Wanneer iemand zich aangetast voelt in zijn of haar ‘recht’ om altijd en overal met de auto te kunnen rijden of het vliegtuig te nemen, dan gaat die als ‘cliënt’ van de overheid eisen dat daar iets aan gedaan wordt. En straks zullen diezelfden die jarenlang geen enkele beperking van de maatschappelijke olieverslaving aanvaardden, eisen dat ‘men’ er nu onmiddellijk iets aan doet als door de peak oil de laatste olie echt onbetaalbaar wordt en het winnen ervan alleen nog maar kan door inzet van enorm veel energie en met immense milieurisico’s.

Het is schokkend dat zoveel mensen niet geschokt zijn door de vreselijke natuurramp aan de kust, daar aan de andere kant van de planeet. Het is merkwaardig dat zoveel mensen zichzelf mentaal zozeer hebben kunnen ‘ontkoppelen’ van hun natuurlijke omgeving waar ze onlosmakelijk deel van zijn dat ze weinig of niets voelen. Natuurlijk is de mens een mens, wat betekent dat we een groot deel van wie we zijn niet delen met alle andere wezens op de planeet. Maar tegelijk delen we meer dan we zelf soms zouden willen, en hebben we voor ons overleven heel simpelweg lucht en water nodig, naast allerlei dingen die de natuur ons aanlevert. Wanneer we de natuur vernietigen, vernietigen we onszelf.

Maar het is ook merkwaardig dat we door onze moderne hoogtechnologische en consumptieve levenswijze zo zijn geprogrammeerd dat we een groot deel van onze werkelijkheid kunnen ontkennen, zodat die ons ook niet hoeft te raken. Als we onszelf de hele tijd wijsmaken dat alles ‘maakbaar’ is, dan is een ramp een louter technisch probleem, dat ‘ze’ maar even moeten oplossen, zodat we weer verder kunnen met ons leven. Maar naarmate de olie dag na dag in het water spuit zou duidelijk moeten worden dat de verwachting van controleerbaarheid en oplosbaarheid misschien wel eens fout zou kunnen zijn. Wat we willen verdringen, waar we van weg willen lopen, zou dan wel eens ‘normaal’ kunnen zijn.

Ondertussen zouden we uit de recente financiële crisis toch al voldoende moeten hebben geleerd dat het mondiale financiële systeem, dat steunde op de ‘rationaliteit’ van de hebzucht, vooral verschrikkelijk irrationeel was en is. Het is een heel erg slecht idee om de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen verder te bouwen op drijfzand. Een solide fundament zou dus moeten uitgaan van een ander soort risico’s, en niet meer ‘aanvaardbaar’ vinden wat moreel volledig verwerpelijk is.

De olieramp is geen vervelend of tijdelijk bijverschijnsel, is geen ongelukje dat ver weg is. Het is structureel verbonden met onze olieverslaving, en in een mondiaal ecosysteem is niets ver weg, alles is dichtbij. De olieramp was in wezen even voorspelbaar als de financiële crisis. En wie denkt dat de financiële crisis snel voorbij zal zijn en tegelijk hoopt dat we binnen enkele weken weer gewoon verder kunnen gaan met de olie alsof er niets gebeurd is, vergist zich dubbel. En voor zo’n vergissingen betalen we als maatschappij een veel te zware prijs.

Na de financiële crisis kiezen sommige banken – uit puur lijfsbehoud – er nu voor om minder risicovol te gaan werken. Die redenering zouden we radicaal moeten doortrekken. Voluit kiezen dus voor een nieuwe moraliteit, en onze invulling van de begrippen vooruitgang en ontwikkeling verbinden met een heel ander begrip van ‘aanvaardbare’ risico’s.

Hoe het niet moet bewijst de kernenergie. Voorstanders van kernenergie minimaliseren nog altijd het afvalprobleem. De voorbije tientallen jaren is er in wezen helemaal niets veranderd op dat vlak. ‘Ze’ zullen het wel oplossen, daar komt het in feite op neer. Dat je afval dat vele duizenden jaren uitermate gevaarlijk zal blijven een aanvaardbaar risico vindt, is moreel hoogst wankel. Wanneer je beseft dat de homo sapiens waarschijnlijk nog maar een tweehonderdduizend jaar bestaat, dan zou je toch enige nederigheid mogen vertonen en zoeken naar oplossingen met een andere tijdshorizon.

Een mooi principe zou kunnen zijn om te gaan denken in generaties. Ecologisch rechtvaardig leven wil eigenlijk niet meer zeggen dan leven ‘als een goede huisvader’. Het komt erop neer dat je wat je gekregen hebt in dezelfde staat doorgeeft aan wie na je komt. Als we dingen bedenken, dan zouden de mogelijke negatieve gevolgen daarvan volledig moeten kunnen weggewerkt zijn binnen een generatie. En als dat niet kan, dan kiezen we er niet voor. Als we de natuur gebruiken, dan moet die zich volledig kunnen herstellen. En in plaats van blind achter onze hebzucht aan te hollen en die tot een ‘religie’ te verheffen, zouden we beter kiezen voor een vorm van bescheidenheid, voorzichtigheid en zorgzaamheid die een veel meer solide basis kan vormen voor al onze menselijke projecten. Het schitterende menselijke idee van de vooruitgang is onlosmakelijk verbonden met een ‘aards’ besef van de kwetsbaarheid van de planeet. Die grenzen ontkennen leidt onherroepelijk tot minder vrijheid, minder rechtvaardigheid, minder veiligheid.

Onze kinderen zijn de eigenaar van het huis dat wij in bruikleen hebben gekregen. En zodra zij erin gaan wonen lenen zij het van hun kinderen. Ook de zee is een deel van dat huis.

Geen opmerkingen: