Een vroege ochtend. Stapje voor stapje door de stad. De beelden van een week vergezellen je. Er zijn nog andere mensen onderweg. Iemand probeert te fietsen. Een ander valt lelijk.
Enkele dagen voor. Je loopt door de tunnel. Er staat een man te spelen en te zingen. Wat hij zingt, hoor je nog niet meteen. Maar hij doet het met geweldig veel overtuiging. Zijn accordeon gaat heen en weer. Naarmate je dichterbij komt, besef je dat dit zowat de slechtste versie van Jingle Bells moet zijn die je ooit hoorde. Even denk je nog dat de merkwaardige progressie van akkoorden een vorm van gevorderde free jazz is, maar na een tijdje sluit je niet uit dat de muzikant gewoon niet kan spelen. Wat natuurlijk ook een gave kan zijn.
De geluiden onder je voet. Het knisperende van de sneeuw. Het doffe brekende van brokken half bevroren stukken sneeuw. Het licht verwarrende van een open voetpad. En het lichtjes onheilspellende van ijslagen die lijken te breken, ergens diep vanbinnen, met elke stap.
Net voor je de hoek omdraait naar je werk loopt een vrouw je voorbij. Een andere dag zou ze je misschien een beetje grijzig lijken. Maar nu niet. Ze heeft zo’n rode kerstmanmuts op. Met ook nog flikkerende lichtjes erop. En nog een muziekje. (Wie weet is het ook wel Jingle Bells.) Je denkt nog even: dat leek me geen type om met zo’n muts rond te lopen. Daarna kijk je naar de andere mensen die je voorbij lopen, om te zien of iemand van hen dan wel een type is om met zo’n ding de straat op te gaan. Het zal wel aan jezelf liggen. Misschien is je pret-gen te weinig ontwikkeld.
Na twee keer van trein te moeten veranderen kom je toch uiteindelijk aan, nog op tijd om je volgende trein te halen, en nog net op tijd om je bus te halen. Veel andere mensen lijken over een grotere spontane sociale cohesie en aangeboren joligheid te beschikken dan jijzelf. In trosjes kwamen ze op de trein. Kindjes, papa’s en mama’s en opa’s en oma’s, samengeklit. Allemaal op weg naar de Samson-kerstshow, zo blijkt. Misschien is je Samson-gen ook te weinig ontwikkeld.
Waarom er op de dagen voor het kerstfeest zoveel gruwelijk kleffe kerstfilms moeten uitgezonden worden op de televisie, het ontgaat je toch een beetje. Ook dat gen is ongetwijfeld onherstelbaar beschadigd, of nooit tot volle wasdom gekomen. Gewoon een romantische film op tijd en stond, met een dekentje, en lekker snotteren, dat moet kunnen. Maar al die kerstfilms, dat is qua erover toch wel een beetje erover.
De bus zoeft door het landschap. Nog sneller dan anders, zo lijkt het wel. Het landschap lijkt zelfs af en toe onschuldig.
Je wordt ’s nachts wakker van het gebrom van een auto die vruchteloos probeert het straatje naast je huis uit te rijden. Je ziet hoe enkele mensen op alle mogelijke manieren duwen, maar het ding gaat niet vooruit. Alles wordt alleen maar gladder. In het donker hoef je je lichte binnenpret niet helemaal te verbergen. Dat grote ding daarbuiten, die belofte van controle over de elementen, gaat geen centimeter vooruit.
Weer op de terugweg. Er stappen opnieuw trosjes mensen op de trein. Met draagtasjes met daarop: Ik was erbij. Bij de Samson-kerstshow dus.
Je verlangt er al dagen van tevoren naar. Naar dat moment waarop je tegen jezelf kunt zeggen dat de vakantie begint. Wat ben je blij dat je nergens naartoe moet. Niet naar een luchthaven, niet naar een bestemming waar je jezelf zou moeten onderdompelen in hevig feestgedruis, niet naar opgewekte pret. De grote leegte, daar verlang je naar. Het stille niets, waar je alleen jezelf zult tegenkomen, en waar niemand je op dat moment zal zien.
Het landschap buiten is donker en stil. Het schuift voorbij. Sommige huizen beschouwen zichzelf als een wedstrijd in lampjes blijkbaar. Waarom maakt het je zo droevig? Misschien wil je wel hier en daar wat licht zien. Zien hoe mensen binnen rond de tafel zitten. Maar niet dat spektakel. Je maakt je klaar voor de weg terug door de stad. Stapje voor stapje.
Enkele dagen voor. Je loopt door de tunnel. Er staat een man te spelen en te zingen. Wat hij zingt, hoor je nog niet meteen. Maar hij doet het met geweldig veel overtuiging. Zijn accordeon gaat heen en weer. Naarmate je dichterbij komt, besef je dat dit zowat de slechtste versie van Jingle Bells moet zijn die je ooit hoorde. Even denk je nog dat de merkwaardige progressie van akkoorden een vorm van gevorderde free jazz is, maar na een tijdje sluit je niet uit dat de muzikant gewoon niet kan spelen. Wat natuurlijk ook een gave kan zijn.
De geluiden onder je voet. Het knisperende van de sneeuw. Het doffe brekende van brokken half bevroren stukken sneeuw. Het licht verwarrende van een open voetpad. En het lichtjes onheilspellende van ijslagen die lijken te breken, ergens diep vanbinnen, met elke stap.
Net voor je de hoek omdraait naar je werk loopt een vrouw je voorbij. Een andere dag zou ze je misschien een beetje grijzig lijken. Maar nu niet. Ze heeft zo’n rode kerstmanmuts op. Met ook nog flikkerende lichtjes erop. En nog een muziekje. (Wie weet is het ook wel Jingle Bells.) Je denkt nog even: dat leek me geen type om met zo’n muts rond te lopen. Daarna kijk je naar de andere mensen die je voorbij lopen, om te zien of iemand van hen dan wel een type is om met zo’n ding de straat op te gaan. Het zal wel aan jezelf liggen. Misschien is je pret-gen te weinig ontwikkeld.
Na twee keer van trein te moeten veranderen kom je toch uiteindelijk aan, nog op tijd om je volgende trein te halen, en nog net op tijd om je bus te halen. Veel andere mensen lijken over een grotere spontane sociale cohesie en aangeboren joligheid te beschikken dan jijzelf. In trosjes kwamen ze op de trein. Kindjes, papa’s en mama’s en opa’s en oma’s, samengeklit. Allemaal op weg naar de Samson-kerstshow, zo blijkt. Misschien is je Samson-gen ook te weinig ontwikkeld.
Waarom er op de dagen voor het kerstfeest zoveel gruwelijk kleffe kerstfilms moeten uitgezonden worden op de televisie, het ontgaat je toch een beetje. Ook dat gen is ongetwijfeld onherstelbaar beschadigd, of nooit tot volle wasdom gekomen. Gewoon een romantische film op tijd en stond, met een dekentje, en lekker snotteren, dat moet kunnen. Maar al die kerstfilms, dat is qua erover toch wel een beetje erover.
De bus zoeft door het landschap. Nog sneller dan anders, zo lijkt het wel. Het landschap lijkt zelfs af en toe onschuldig.
Je wordt ’s nachts wakker van het gebrom van een auto die vruchteloos probeert het straatje naast je huis uit te rijden. Je ziet hoe enkele mensen op alle mogelijke manieren duwen, maar het ding gaat niet vooruit. Alles wordt alleen maar gladder. In het donker hoef je je lichte binnenpret niet helemaal te verbergen. Dat grote ding daarbuiten, die belofte van controle over de elementen, gaat geen centimeter vooruit.
Weer op de terugweg. Er stappen opnieuw trosjes mensen op de trein. Met draagtasjes met daarop: Ik was erbij. Bij de Samson-kerstshow dus.
Je verlangt er al dagen van tevoren naar. Naar dat moment waarop je tegen jezelf kunt zeggen dat de vakantie begint. Wat ben je blij dat je nergens naartoe moet. Niet naar een luchthaven, niet naar een bestemming waar je jezelf zou moeten onderdompelen in hevig feestgedruis, niet naar opgewekte pret. De grote leegte, daar verlang je naar. Het stille niets, waar je alleen jezelf zult tegenkomen, en waar niemand je op dat moment zal zien.
Het landschap buiten is donker en stil. Het schuift voorbij. Sommige huizen beschouwen zichzelf als een wedstrijd in lampjes blijkbaar. Waarom maakt het je zo droevig? Misschien wil je wel hier en daar wat licht zien. Zien hoe mensen binnen rond de tafel zitten. Maar niet dat spektakel. Je maakt je klaar voor de weg terug door de stad. Stapje voor stapje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten