08 december 2010

Kerststraat

Ik zag haar in de winkelstraat, langs waar ik elke dag weer naar huis kom. Ze kwam naast me lopen, en vroeg of ze haar arm in de mijne mocht haken. Dat was geen probleem. Ze heette Jozefien, en ze droeg een mooie muts – bijna een hoedje – in een donker oranje dat haar erg flatteerde.

‘Weet je, ik heb zo’n last van al dat kerstgedoe, hier in de winkelstraat. Je ziet iedereen voorbij slenteren, met grote zakken vol cadeaus, en steeds arm in arm. En ik wou dat ook wel eens doen. Toen zag ik jou, en ik dacht dat jij wel een brave man was.’

Een brave man. Dacht ik even dat ik geruisloos het sinterklaasfeest had gepasseerd, waardoor ik dus ook weinig of niets had gehoord over hoe braaf ik was geweest – buiten dat ene sms’je van een vriendin die me vroeg of de Sint was geweest en of ik braaf was geweest. Braaf, wat moet je daarmee? Maar goed, ik moet zeggen: het heeft wel iets, zo door de straat lopen.

Ze vertelde me alles over de nieuwe laarzen die ze wilde kopen. Ze had ondertussen in zeven winkels prospectie uitgevoerd, en moest nog enkel voor zichzelf de knoop doorhakken tussen vier modellen die nog op haar shortlist stonden.

‘Ik moet je iets bekennen. Dat van die arm, is niet enkel omwille van de kerststraat. Begrijp me niet verkeerd, je hebt een geweldige arm om te voelen en zo. Maar er is nog iets. Zie je daar die witte vuilniswagen aankomen? Dat is de vrachtwagen van mijn werk. Ik zit daar achter het stuur, vier dagen per week, en vandaag dus niet. We komen ook altijd hier in de straat om het vuilnis van de winkels weg te halen. Ik vind het een geweldige job, boven in de cabine. We hebben altijd heel veel plezier. Maar een van de mannen achteraan, David, die heeft denk ik een oogje op mij. Hij komt de hele tijd vooraan aan mijn deur hangen, om te kletsen, en onnozel te doen en zo. Ik doe ook graag onnozel, maar ik ben bang dat hij zich te veel in zijn hoofd haalt. En toen dacht ik: als ik nu met iemand aan mijn arm door de winkelstraat kan lopen, op het moment dat David voorbij komt, dan snapt hij misschien dat hij niet zoveel kans maakt.’

Ik wou nog vragen of ze in het kader van dat project speciaal op zoek was naar een brave man, maar net op dat moment kwam de vuilniswagen voorbij. Jozefien zwaaide opgewekt naar David, die er bijna af viel, en haar met open mond achterna keek.

‘Gewoon doorstappen, doen of er niets aan de hand is. En ook een beetje stoer of zo, kan dat?’

Ik deed mijn best om in volle breedte verder te stappen, in echte beschermmodus, want dat zou zo horen voor echte mannen, heb ik ergens gelezen. Helemaal opgelucht leek Jozefien toch ook weer niet. Ik vroeg haar wat er nog was.

‘Ik heb eigenlijk nog niet alles gezegd. Het is zo dat ik in feite niet echt val voor jongens. En al zeker niet voor David. Voor jou zou ik misschien nog een uitzondering maken, grapje! Maar als ik dat allemaal moet vertellen aan David, dan komt het helemaal niet meer goed. En ik vind het wel leuk om samen met hem, en de andere jongens op stap te zijn. Het is wel bijzonder, zo als enige vrouw op zo’n truck.’

Ik zei haar dat ik eigenlijk op de plek waar we ondertussen waren moest afslaan om naar huis te gaan. Ze vroeg of ze nog een eindje verder mee mocht, wat ook geen probleem was.

‘Er is nog een ander probleem. Mijn vriendin, Annelies, die wacht nu thuis op me. Op woensdag moet ik koken. En als ze daar al zit, dan word ik altijd zo zenuwachtig. Ik kan eigenlijk niet zo heel goed koken, en zeker niet als zij te veel op mijn vingers kijkt. Annelies is een geweldige vrouw, maar soms is ze een beetje streng. Ze heeft niet altijd veel humor, en ze is ook erg flirtbestendig, als je begrijpt wat ik bedoel. Ik vond het zo geweldig, dat dat programma op televisie kwam, van de Anneliezen. Vond jij ook die bloemen in Depriland zo fantastisch? Ik lag altijd op de grond van het lachen, maar Annelies zag de humor er niet altijd van in. Nu ja, ze heeft dan weer andere geweldige kwaliteiten, dus het een compenseert het ander. Maar, samengevat, ik durf niet goed naar huis gaan. Gewoon stom uitstelgedrag, ik weet het wel.’

Ondertussen waren we bijna aan mijn huis. Ik stelde haar voor om Annelies te gaan halen, en bij mij te komen eten. Ik had nog een pot broccolisoep staan, en zou wel snel een ovenschotel maken met pasta. Haar gezicht klaarde helemaal op, en ze vloog me zowaar om de hals. Het werd nog een geweldige avond. En het bleek dat Annelies erg goed kan afwassen, en ook winnen met scrabble.

Geen opmerkingen: