Het testament wordt voorgelezen. Je luistert, en knikt tussendoor. Het klinkt net echt, een beetje te gewichtig zelfs. Even slik je als je de omschrijving “de laatste wil” hoort. Je kijkt wat verlegen naar de twee oude mannen die de getuigen zijn van dit moment. Je kijkt nog even rond, er is verder niemand die je kent in deze ruimte. Of dat erg is, net wel, of net niet, weet je niet zo goed. Het is wat het is.
Terwijl je nadien terug naar de trein loopt, vraag je je af of je je nu veiliger voelt. Misschien wel. Als alles wat kan gebeuren is voorbereid, is het dan gemakkelijker om zo te leven alsof er niets kan gebeuren? Misschien wel, wie weet.
Veiliger, misschien wel. Tegelijk valt een lome vermoeidheid over je. Je loopt langs de rivier. Aan de overkant staat een lange rij auto’s aan te schuiven. Ze zijn ergens naar op weg.
Of je je nog snel zult haasten om nog net een trein te halen om nog even net misschien een aansluiting te halen een station verder. Toch maar niet. Je blijft hier zitten. Op een donker perron. Iets vanbinnen verhindert dat je je warm voelt. Pas uren later, als je in je bed kruipt, zal de koude van onder je huid verdwijnen.
Of je genoeg testament hebt, vraag je je nog af. Misschien moet je nog zoveel aan zovelen vertellen. Hoewel. Misschien kun je erop vertrouwen dat je al genoeg gezegd hebt, dat ze al weten wat je voor hen voelt. Misschien moet je toch nog een grote stapel brieven maken, gewoon zodat ze klaarliggen.
Het is raar. Dit koude donkere perron, aan de rand. Het is alsof je heel even aan de rand van het leven zit, en kijkt naar wat er beweegt op de andere perrons, als waren zij het volle leven. Dat er nog andere mensen naar dit perron komen, het had niet gehoeven. De twee oude mannen staan er rustig rond te kijken. Het zijn ook getuigen, maar van een andere soort. Zou jij er ooit ook zo staan, met jouw vriend? Zou je ook die droevige ogen hebben?
Misschien is het goed dat dit alles gebeurde in een andere stad. Misschien is het goed dat je terug moet gaan naar huis.
De trein komt eraan. Als een streep licht in het donker. De trein lijkt bescheiden, de ogen neergeslagen. Zwijgend vertrekt hij.
Ben je op die manier dan toch aanbeland in de tweede helft? Hoe lang of kort die ook nog zal zijn. Misschien wel.
Je zou iets willen delen, al weet je niet zo goed wat het is. Het zal wel niet zo erg zijn.
Even lijkt het alsof je verder van de dingen bent. Je moet er langzaam terug naartoe gaan. Je moet door de stad, door de lange straten, met flikkerende lichten, langs mensen met grote zakken en pakken, ze houden elkaar goed vast, je moet door de stad, terug naar huis.
En misschien zou je alleen maar willen gaan liggen. Alle gordijnen dicht. Met een dekentje, tot alles weer rustig wordt, je lichaam soepel. Maar het is nog niet voor nu. Je moet nog weg, er wachten nog mensen. Je zult je even over je eigen drempel moeten trekken.
En als je laat weer thuis komt, is het goed dat je eindelijk weer alleen bent. Je zou lang willen wachten op iets, maar dat kan niet. Het is tijd om te gaan slapen, er is weer een dag morgen. Je weet nu al wat er dan allemaal moet gebeuren.
Je kijkt nog even rond, loopt later nog even in het donker door het huis. Het huis lijkt bescheiden, de ogen neergeslagen. Zo had je het gewild. Het huis begint zich voorzichtig te vormen naar jouw huid.
Terwijl je nadien terug naar de trein loopt, vraag je je af of je je nu veiliger voelt. Misschien wel. Als alles wat kan gebeuren is voorbereid, is het dan gemakkelijker om zo te leven alsof er niets kan gebeuren? Misschien wel, wie weet.
Veiliger, misschien wel. Tegelijk valt een lome vermoeidheid over je. Je loopt langs de rivier. Aan de overkant staat een lange rij auto’s aan te schuiven. Ze zijn ergens naar op weg.
Of je je nog snel zult haasten om nog net een trein te halen om nog even net misschien een aansluiting te halen een station verder. Toch maar niet. Je blijft hier zitten. Op een donker perron. Iets vanbinnen verhindert dat je je warm voelt. Pas uren later, als je in je bed kruipt, zal de koude van onder je huid verdwijnen.
Of je genoeg testament hebt, vraag je je nog af. Misschien moet je nog zoveel aan zovelen vertellen. Hoewel. Misschien kun je erop vertrouwen dat je al genoeg gezegd hebt, dat ze al weten wat je voor hen voelt. Misschien moet je toch nog een grote stapel brieven maken, gewoon zodat ze klaarliggen.
Het is raar. Dit koude donkere perron, aan de rand. Het is alsof je heel even aan de rand van het leven zit, en kijkt naar wat er beweegt op de andere perrons, als waren zij het volle leven. Dat er nog andere mensen naar dit perron komen, het had niet gehoeven. De twee oude mannen staan er rustig rond te kijken. Het zijn ook getuigen, maar van een andere soort. Zou jij er ooit ook zo staan, met jouw vriend? Zou je ook die droevige ogen hebben?
Misschien is het goed dat dit alles gebeurde in een andere stad. Misschien is het goed dat je terug moet gaan naar huis.
De trein komt eraan. Als een streep licht in het donker. De trein lijkt bescheiden, de ogen neergeslagen. Zwijgend vertrekt hij.
Ben je op die manier dan toch aanbeland in de tweede helft? Hoe lang of kort die ook nog zal zijn. Misschien wel.
Je zou iets willen delen, al weet je niet zo goed wat het is. Het zal wel niet zo erg zijn.
Even lijkt het alsof je verder van de dingen bent. Je moet er langzaam terug naartoe gaan. Je moet door de stad, door de lange straten, met flikkerende lichten, langs mensen met grote zakken en pakken, ze houden elkaar goed vast, je moet door de stad, terug naar huis.
En misschien zou je alleen maar willen gaan liggen. Alle gordijnen dicht. Met een dekentje, tot alles weer rustig wordt, je lichaam soepel. Maar het is nog niet voor nu. Je moet nog weg, er wachten nog mensen. Je zult je even over je eigen drempel moeten trekken.
En als je laat weer thuis komt, is het goed dat je eindelijk weer alleen bent. Je zou lang willen wachten op iets, maar dat kan niet. Het is tijd om te gaan slapen, er is weer een dag morgen. Je weet nu al wat er dan allemaal moet gebeuren.
Je kijkt nog even rond, loopt later nog even in het donker door het huis. Het huis lijkt bescheiden, de ogen neergeslagen. Zo had je het gewild. Het huis begint zich voorzichtig te vormen naar jouw huid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten