13 februari 2011

Dat ze niet kwaad is


Ontroerende verhalen in de krant. Vier mensen met en over kanker. Je wilt ze toch telkens weer lezen, je moet ze lezen. Alsof er door het lezen iets naar hen zou vloeien. Iets dat iets kan helen. Je zou een trage rituele dans willen kunnen uitvoeren, die ergens ver weg iets zou doen bewegen.

Een verhaal over een wat oudere man. Hij overleefde wat jouw vader niet overleefde. Hij leeft nu zoals jouw vader had kunnen leven. Met een verloren stem, en een teruggevonden stem. Over hoe moeilijk het is niet meer te kunnen roepen. “Mijn vrouw heeft me al eens voorgesteld borden stuk te smijten. Soms geef ik de tafel een ferme lel.” Je ziet het zo voor je. En de angst voor de controles. “Ik ben niet meer ziek, maar de kanker is niet voorbij.” Je zou hem een hand willen gaan geven. En iets zeggen als: het is goed dat je het leven verder kunt leven, hou het dicht bij je hart.

Een ander verhaal over een jongere man. Hoe hij samen met zijn zoon zit te fantaseren over de hut die ze samen zullen bouwen. “Ja, dat gaan we doen, als je genezen bent, papa.” Vaders en zonen, die samen dingen bouwen, zo zou het altijd moeten kunnen zijn, denk je.

Een verhaal over een nog jongere man. Over bloed dat ziek wordt, en een lichaam dat je in de steek laat.

En een verhaal over een jonge vrouw. Haar ogen branden zich in de jouwe. “Ik ben niet meer dezelfde als voor mijn ziekte, en zal het nooit meer worden.” Ze is nog maar twintig. Je blijft kijken. Dat er nog zoveel leven is, zou moeten zijn voor haar. Dat je zou willen dat er nog zoveel leven is, zou moeten zijn voor haar. Een vriendje dat het uit maakt. “Dat hij me niet meer mooi en aantrekkelijk vond, zei hij.” Je zou iets willen kunnen zeggen tegen die jongen, en misschien ook niet. “Kwaad om wat me overkomen is, ben ik niet. Dat heeft toch geen zin. Ik heb ook niet het gevoel dat mijn lichaam me in de steek gelaten heeft. Ik voed het wel, maar uiteindelijk doet het toch zijn zin.” Het maakt je een beetje stil. En tegelijk raast een kwaadheid door jouw lijf.

De kwaadheid zal wel nooit overgaan. Zelfs erover nadenken moet je ingehouden doen. Maar je weet niet tegen wie je moet roepen. Het gaat nooit over.

Soms kijk je rond, op een feest of zo, of in je hoofd, naar al wie je zo lief is. Je doet heel even alsof er een god is die je zou kunnen aanroepen in deze kwestie. Zorg ervoor god, dat er met haar niets gebeurt. Terwijl je het denkt, voel je je een beetje schuldig. Alsof je voor die anderen minder bescherming zou aanvaarden. Zo bedoel je het natuurlijk niet. Je weet het even niet meer, bent even in de war. Je denkt even iets als: dan doe ik het nog wel eens een tweede keer. En je weet dat je dat ook niet mag denken, want dat heb je beloofd aan wie je lief is, dat je dat niet zou denken, nooit. Je weet het even niet meer. En het enige wat er overblijft is: zorg ervoor god, zorg er alsjeblieft voor, dat er met haar niets gebeurt. Je weet het nog minder. Alleen enkele tranen blijven over. Het gaat nooit over.

Je zit aan de tafel met de brief in je handen. Hoe je eind december vernam dat er voor jou geen schuldsaldoverzekering in zat, om medische redenen, zoals dat heet. Het komt weer allemaal terug. Hoe je dokter daarna een scherpe brief stuurde om meer te horen over de motivatie van de beslissing, en te vragen de beslissing te herzien. Hoe je sindsdien niets meer hoorde. Maar nu heb je de brief in je handen. Met het definitieve antwoord. Dat dus nog steeds nee blijft. Het maakt blijkbaar helemaal niet uit of je genezen bent of niet, en hoe genezen je bent. Een aandoening van dat type (netjes weergegeven met lettertjes en cijfertjes) wordt gewoonweg steeds geweigerd. En dat zelfs indien die “nadien lege artis behandeld” is. Raar toch, hoe enkele geschreven zinnetjes je weer helemaal kunnen vervreemden van wie je terug geworden was na de ziekte. Het was soms al moeilijk om niet te denken dat je een ding geworden was tijdens de ziekte, toen ze in je buik sneden en het gif in je arm lieten lopen. Maar het kwam allemaal weer terug nadien, heel erg langzaam. En nu lees je de brief. Het is het “rectum adenocarcinoom” dat geweigerd is, niet jijzelf. Het is datzelfde rectum adenocarcinoom dat – gelukkig toch – volgens de ‘regels van de kunst’ is behandeld. Even had je blijkbaar nog geloofd dat jij als persoon ziek geworden was, en dat jij als weer helemaal genezen persoon een verzekering had aangevraagd. Het was niet helemaal tot je doorgedrongen dat het je tumor was die als verzekeringvrager was opgetreden en die op basis van de richtlijnen van de herverzekeraars “steeds” wordt geweigerd. Dat het er zo toch niet helemaal staat, zou iemand kunnen zeggen. Maar dat je het niet anders dan zo kunt lezen, zou jij zeggen.

“Ik ben niet meer ziek, maar de kanker is niet voorbij.”

1 opmerking:

Tricky zei

en soms ben ik toch kwaad!