04 februari 2011

In welk verhaal pas je

Een interessante gedachte in het interview in de literaire katern. Ze blijft al enkele dagen door mijn hoofd bewegen. De journalist vraagt: “Zijn korte verhalen ook niet stukken realistischer dan romans? Niemands leven is toch zoals dat van een romanpersonage, terwijl iedereen zich wel in de hoofdrolspeler van een bepaald verhaal kan herkennen.” En de auteur – vooral bekend voor zijn korte verhalen – antwoordt: “Dat is een interessante gedachte. Het korte verhaal heeft wat dat betreft veel gemeen met ons geheugen. Wanneer we vertellen over iets wat ons overkomen is, hangen we geen verhaal op van twaalf uur lang. We beschrijven een in de tijd beperkte ervaring. Ons geheugen maakt dus altijd korte verhalen van ons verleden, geen romans.”

Is dat zo? Je zou er eindeloos over kunnen praten, over alle vragen die deze enkele zinnen kunnen oproepen. Een mens is in essentie een verhalen vertellend wezen. Het is een immens en krachtig verlangen van mensen om verhalen te horen. Ze suggereren een eenheid, in de zin dat er een logische lijn is tussen elkaar opvolgende gebeurtenissen. Je gaat van A naar B, en onderweg gebeurt er misschien iets. Dat kan een tegenslag zijn, een onverwachte gebeurtenis die je van je pad afbrengt, een wisseling van het lot (waardoor het doel dat zich aandient – zoals twee geliefden die elkaar zullen vinden – ineens van de tafel lijkt), een moment van twijfel, een tegenstander die opdoemt, … Meestal is er een soort conflict, dat al dan niet overwonnen wordt. De overwinning kan een nieuw inzicht zijn, een wijsheid die voor het verhaal nog bedekt was.

Als mens leef je - in het echte leven - eigenlijk helemaal niet in verhalen. In wezen dobber je rond tussen een hoop bewegingen en toevalligheden. De Hongaarse schrijver György Konrád zei het ooit zo: “Op de vraag naar de zin van het leven antwoordt iedereen met zijn levensloop.” Daarin zit ook de gedachte dat alleen al het vertellen zin geeft. In het vertellen en construeren van een verhaal wordt een selectie gemaakt van elementen die in dat verhaal tot een eenheid worden. Je creëert de illusie dat er een soort lijn zit in je eigen leven, een lijn die zou kunnen wijzen op een vorm van doelgerichtheid. Het ene moest gebeuren opdat het andere eruit zou kunnen volgen, en zo ging je ook kwalitatief stappen vooruit. Die illusie heb je nodig, om niet te imploderen in een leeg universum. Maar in het citaat zit ook iets van een ritueel. Je vraagt iemand wat de zin van het leven is, en hij of zij begint het eigen leven te vertellen. De plek waar je – in abstracte zin – over de diepere betekenis van het leven zou moeten praten, is te ijl, te naakt, en daardoor te bedreigend. Zoals wanneer je iemand vraagt hoe het is, en die begint te vertellen waar hij of zij mee bezig is. In die dimensie zit een diepere waarheid over het verhaal.

Misschien is het wel waar dat het korte verhaal nauwer aansluit bij de verhaalboog die je in je hoofd opbouwt of meteen kunt vatten. Je komt aan op het werk, of thuis na het werk, en een ander vraagt je: “Is er nog nieuws?” Het is een merkwaardige vraag, die me al altijd heeft beangstigd. Een ander vraagt je immers om een verhaal te vertellen. Daarmee impliciet vragend om iets te vertellen dat ‘nieuwswaarde’ heeft, dat het waard is om verteld te worden. Om iets te kunnen vertellen, moet je ook iets meemaken. Het moet spannend genoeg zijn, en je moet er zelf op een of andere manier een rol in spelen. Wat je op dat moment doet, of wat je al had voorbereid voor je de ruimte binnenkwam waar die vraag gesteld wordt, is een snelle selectie maken van elementen die samen een verhaal zouden kunnen zijn. Zowat alle andere mensen ter wereld moeten een spannender leven hebben dan het mijne, dus de kunst bestaat erin om uit die nauwelijks waarneembare rimpels op het wateroppervlak iets te distilleren dat op ‘gebeurtenissen’ zou kunnen lijken. Als het je lukt de vraag naar het nieuws te beantwoorden met een verhaal, daalt er een zekere rust over je heen, omdat je misschien zelf ook gaat geloven dat je even een deel was van een verhaal. In zo’n verhaal, dat op zich vrij kort is, zit meestal één lijn.

Het korte verhaal heeft veel van die kracht, en ook het mysterie dat erbij hoort. Een lijn ontdekken in het chaotische en onkenbare universum geeft veel voldoening en mogelijk zelfs wat houvast. Tegelijk is het ook frustrerend. In het intense korte verhaal zie je ook in alle scherpte hoe het een uitsnit is uit de werkelijkheid. Alsof je uit een immense foto een klein blokje uitknipt en dat dan onder een microscoop legt.

In die zin is de roman een andere illusie. Vaak een illusie van breedte, van omvattendheid. Het kan zijn dat verschillende verhaallijnen door elkaar meanderen en uiteindelijk toch met elkaar verknoopt blijken en naar een gezamenlijk eindpunt gaan. Een roman kan meer de indruk geven dat je een ‘hele’ werkelijkheid krijgt voorgeschoteld. De roman kan je doen geloven dat je een hele foto krijgt, terwijl die evenzeer op de chaos bedwongen is en uit de wereld geknipt is. In het korte verhaal loop je door een lange gang, met heel veel deuren, die allemaal gesloten zijn. Maar dat is misschien niet zo erg, je loopt naar het einde van de gang. In een roman krijg je vaak de illusie dat alle deuren openstaan. Je kunt er binnenkijken, en je kunt wat je daar ziet als bagage meenemen, terwijl je evenzeer naar het einde van de gang wandelt.

Korte verhalen zijn verplicht personages met enkele korte toetsen te schetsen. Een treffend detail, een revelerend woord, een symbolisch gebaar. Ineens krijg je een inkijk in dat personage. In de handeling zie je een flits van het personage. In veel romans zie je veel meer van het personage. Dat valt vaak vooral in de eerste hoofdstukken op. In meer klassiek opgebouwde romans zie je hoe een hoofdpersonage zichzelf introduceert. Daar zie je de illusie die literatuur is vaak het sterkst. Personages lijken ineens heel rechtlijnig en ‘vertellend’ te denken. Allerlei handelingen worden uitgebreid gemotiveerd. Wanneer een ander personage iets doet of zegt, volgen er al snel uitgebreide analyses in het hoofd. Het is zoals in het begin van een toneelstuk of film: alle puzzelstukken worden – al dan niet subtiel – bij elkaar gebracht. Meestal krijg je al een hint over het conflict dat onvermijdelijk zal volgen. Wanneer een roman begint met een episode die chronologisch aan het einde van het verhaal zou moeten komen, zie je in je hoofd al meteen alle lege plekken die zullen worden ingevuld.

Het is opvallend hoe in een roman personages of een verteller zoveel ‘weten’. Als je je overgeeft aan de illusie van het verhaal, dan is dat helemaal niet erg. Je stapt in de code, en beweegt mee. Als je terwijl probeert te bedenken hoe het in je eigen hoofd gaat, dan voel je al snel een enorme vervreemding. In je eigen hoofd ‘weet’ je nooit zoveel, zie je de dingen nooit zo ‘volledig’, komen er niet altijd woorden in de juiste volgorde, en al zeker niet in hele zinnen. In je eigen hoofd ken je jezelf helemaal niet en zie je nauwelijks of je je in een verhaal bevindt, en zo ja welk. Heel veel romans spelen met de spanning tussen die twee polen. Elke roman is dus ook een spel met de eigen conventies. En als lezer kun je tegelijk genieten van het verhaal en van dat spel.

Maar of met dat alles het korte verhaal ‘realistischer’ is dan de roman, dat is nog maar de vraag. Ze zijn allebei even fictief, en daardoor allebei even ‘echt’. Misschien is het woord realisme niet echt bruikbaar in deze context. Het korte verhaal benadert waarschijnlijk dichter het verhaal dat je vertelt als iemand je vraagt hoe het met je is. De roman, een gewriemel van allerlei kleine verhalen die uiteindelijk toch een groter geheel vormen, zou misschien wel beter kunnen lijken op de manier waarop je elke dag opnieuw verhalen vertelt en wilt horen, om jezelf zo te kunnen wijsmaken dat je niet in een lege ruimte bent. In dat streven zit een verlangen naar tijd, naar iets dat duurt, dat lang genoeg zal duren.

Misschien komt een roman beter tegemoet aan dat verlangen. Een roman heeft een andere verhouding met de tijd dan een kort verhaal. Een kort verhaal moet ineens goed zitten. Een roman moet bewijzen een langere reis door de tijd aan te kunnen. Die reis verwacht je ook als lezer, en als die er niet komt, knap je ook af bij het lezen of verlies je je aandacht. Bij een kort verhaal zit je de hele tijd op het puntje van je stoel. Bij een roman kun je zitten, liggen, in verschillende houdingen, maar je zoekt wel een bepaald soort adem.

Het zijn andere dimensies van wie je bent als mens. Ze zeggen iets over het menselijk tekort en over hoe onvervangbaar en levensnoodzakelijk verhalen zijn.

Geen opmerkingen: