De wind is sterker dan je fiets. Ook al had je alle boodschappen strategisch ingeladen, aan de goede kant. Het mag niet baten. De fles wijn breekt, net als twee eieren. Valt al bij al nog mee. De laatste stop in de boodschappentocht was er te veel aan. Dat kan alleen maar een boekhandel zijn. Je doet dus toch nog maar een winkel extra. En neemt ook een doos vanille-ijs mee. Hoe lang is dat geleden? Zou het te veel luxe zijn?
Het was al begonnen ’s ochtends met een zere keel. In de loop van de dag wordt het erger. Rillingen. Je kruipt onder het dekentje, het duurt lang eer je weer warm bent. Merkwaardig toch, hoe zo’n verkoudheid steeds je kwetsbare plekken opzoekt. Die nek en die rug die de voorbije dagen zo van zich lieten horen.
En ’s avonds gloeien, en zo het bed in. Het lijkt een eindeloze nacht, met 436 keer anders gaan liggen, omdat alles zeer lijkt te doen. En ook zo’n nacht gaat weer gewoon voorbij. Je moet vroeg op, want er moet veel gekookt worden.
Misschien lukt het je ooit wel eens, om een gevlochten brood zo te maken dat het eruit ziet als een gevlochten brood. Je had zelf dan ook geen vlechtjes vroeger, misschien is dat een goed excuus.
De tafel is groot geworden, met dat tussenblad. Je staat nog een hele tijd te kijken, naar de grote tafel. Ze staat er goed. Ooit had je dit gedroomd.
Niet goed in verjaardagsverlanglijstjes. Zeker niet als ze preventief zijn. Uiteindelijk dacht je: misschien had ik dat kunnen zeggen. Om te zien dat net dat in het pakje zit.
Er beweegt iets in je lichaam. Je moet wachten tot je afweersysteem alles netjes afwerkt. Toch raar hoe je hoofd anders werkt. Er is een waas ergens.
Het brood is toch wel lekker. Het maakt je een beetje verlegen.
Het huis is ineens zo vol. Het is wel goed. Even denk je nog dat er te weinig pret te beleven valt voor een groep groter dan twee. Je laat het van je afglijden.
Dit is een mooie middag, denk je.
En nadien het huis weer langzaam in zijn lege plooi laten vallen. Alles netjes afwassen, in etappes. De tafel weer naar de gewone modus, al had je nog even getwijfeld.
Jezelf niet afvragen of je wel een goede gastheer bent, dat had je je voorgenomen. Had je toch niet een reeks interessante verhalen moeten voorbereiden? Misschien is alles wel gewoon goed zo.
Geef je lichaam de tijd die het nodig heeft, zeg je. Verzet je niet. Laat het gewoon over je heen gaan, zoals een rivier. Je wou dat het zo was, dat je het al kon. Misschien is er nog een rivier diep in je.
Je hebt hier niets gemerkt van de wind de voorbije dagen. Veel dichter dan je fiets kwam hij niet bij je. Ook dat had je ooit gedroomd. Dat je de wind niet zou voelen. Binnen.
Zou je het zo moeten doen? Ouder worden? Je zult het wel nooit weten.
Zul je de rest van de avond blijven gloeien? En de nacht ook? Misschien kun je je hoofd wel loslaten, en kijken welke rivier er daar stroomt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten