Langzaam neemt het ritme van een zondag je in. Het laat je leeglopen uit jezelf. Zou dat het kunnen zijn?
Wat dwars is, en misschien net daarom wel recht, het sluipt naar boven. Er is nu niets in de weg. Het ontregelt je.
Je kunt ook naar een gedicht verlangen, naar alles wat klopt in die plek die de woorden zijn. Het zou er kunnen zijn. Je kunt het je bijna voorstellen, het gedicht van een zondag.
Hoeveel mag je verzwijgen voor jezelf, soms weet je het niet. Je zou het kunnen vragen aan je spiegelbeeld. Je doet het niet.
Ze bewegen in je hoofd. Ze zijn er allemaal. Ze zijn er altijd.
Misschien is het tijd voor voorzichtig vervellen. Misschien hebben sommige huiden hun tijd gehad. Zo zou iemand het kunnen zeggen.
Langzaam loop je door de ruimte. Langs het licht. Het blijft nog even.
Wat zou je zeggen? Als nu. Je weet het niet.
Misschien is het de rivier die er ook is. Daar waar ze uitnodigt tot doorwaadbaarheid. Je kunt het water denken, hoe het zou helen.
De tijd is er ook. Ergens is er iets gekanteld. Ergens is er iets achtergebleven.
Je hoeft niet meer te weten dan wat aarzelt. Vandaag toch niet. Denk je.
De letters van een gedicht hebben geen derde dimensie, de beelden die erbij horen wel, minstens. Zo zijn ze een nulpunt van betekenis, ontheven aan zwaartekracht. Dat zou je wel willen zijn, soms.
Wat je zou vinden door niet te zoeken. Er is veel vertrouwen voor nodig. En misschien meer leegte dan je gegeven is.
Je zou je deuken overlaten aan een trage adem. En dat zou genoeg zijn. Ze zouden onhoorbaar worden in het ruisen van het water.
Het gedicht zal niet meer komen vandaag. En misschien is dat niet eens zo erg. Je hebt de onzichtbare woorden gezien.
Je had de juiste muziek gekozen, dat weet je weer. Je denkt terug aan hoe je dat lied ooit zag zingen. En hoe de tranen heen en weer gingen.
Het is goed zo. Alle bewegingen, telkens in een maat van drie. Je kunt verdwijnen in die dans, om beter terug te komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten