03 maart 2011
Thuiskomst
Het kleine meisje loopt vol overgave over het voetpad. Met haar roze jasje is ze als een oase in het grijs van de stad. In dit stuk van de straat is de mooie namiddagzon niet te zien. Die zon die je deed denken aan een liedje. Ze loopt alsof er niets achter haar is, en niets voor haar. Alleen dit lopen. Alleen deze eeuwigheid van zwaartekracht trotseren. Ze bevrijdt zich uit iets, al weet ze niet uit wat. Enkele meters achter haar loopt haar moeder. Ze roept niet dat de kleine meid moet stoppen, ze loopt er gewoon achteraan. De rollen zijn omgedraaid. En niemand lijkt het erg te vinden.
Je hoofd doolt weg. Even is het alsof je het kleine jongetje ziet lopen dat je ooit zelf was. Dat jongetje zou nooit alleen in deze grote stad lopen, maar dat geeft even niet. Hij lijkt verzonken in zijn eigen wereld. Hij kijkt je met grote ogen aan, en gaat dan verder.
Het kleine jongetje fietst de brug op. Zo hard hij kan. Zijn grootvader rijdt ergens achter hem, een eeuwigheid later. De oude man neemt gewoon zijn tijd om rustig de brug op te rijden. Waarom ook niet? Hij heeft zijn banden een beetje zacht gezet, dat heeft hij liever. Het jongetje wil boven op de brug staan, om de wind te voelen, en te zien hoe de auto’s onder de brug voorbij razen. Die plek daar heeft iets dat buiten de wereld is. Het is er een beetje ijl.
Je ziet de gezichten van wie je zag groeien. Ze kwamen als een klein jongetje of een klein meisje zomaar je leven binnenwandelen. Ze lieten je kijken terwijl ze groot werden. Je zult nooit kunnen zeggen wat je zou willen kunnen zeggen. Ze lopen zomaar rond. Tussen de dingen. Misschien zijn ze nog niet bevrijd. Misschien worstelen ze wel met de zwaartekracht die nu in hen is. Misschien zou je willen kunnen zeggen: leg maar een stukje daarvan hier in mijn handen, het is allemaal goed, alles komt goed.
Het is ineens alsof je helemaal alleen door de stad loopt. Ook al zijn er tientallen mensen rondom jou. Allemaal op weg naar daar. Ze wriemelen door elkaar. Schuiven in en uit elkaar, zo lijkt het wel. Ze wachten onrustig tot het licht groen wordt. Het zou immers altijd kunnen dat de trein vandaag geen vertraging heeft, wie weet. En toch lijkt het even alsof er niemand is. Of misschien zijn ze er wel, maar merken ze je niet op. Ze vertrekken snel, en laten je achter, ook al weten ze dat niet.
Het gaat ook weer weg. Iedereen is gewoon op weg. Naar huis hopelijk. Zouden ze zich nooit vergissen? Zouden ze zich nooit afvragen: waar was dat nu ook weer, thuis, naar daar of naar daar?
Hier, tussen al die mensen, met al het lawaai, zou het kleine jongetje misschien bang geweest zijn. Je zou hem bij de hand genomen hebben. En even gaan zitten. Om te kijken. Zie je die man daar? Hij is aan het zingen, hoor maar. En zie je die mevrouw daar? Ze trekt een vrachtwagentje voort, zomaar midden op straat. Ze roept tegen haar demonen. En daar, een mama met een kindje in een roze jas. Hoor eens hoe ze allebei lachen.
Hoe werkt het eigenlijk? Gaat het jongetje weg? Schuift het zomaar uit je vandaan, ergens onderweg? Of leer je jezelf aan, hoe je alleen door de stad moet lopen?
De andere mensen op het perron lijken het zich allemaal niet af te vragen. Ze willen gewoon naar huis. Zo snel mogelijk. Jij blijft staan, nog even. Hierna komt nog een andere trein, die waarschijnlijk veel leger zal zijn.
Je stapt op de trein, die inderdaad veel leger is. Ineens schuift een beeld van enkele dagen geleden deze plek binnen. Je ziet het kleine jongetje, en zijn mama. Het jongetje is nog wel klein, maar niet meer heel klein. Hij begint al een beetje uit zichzelf te groeien. Maar in de war is hij nog wel. Er is iets gebeurd, misschien. Of anders is het gewoon allemaal te veel, te druk. Al die mensen, al die indrukken. Hij zit luid te wenen. Hij is te moe om meteen aan die vermoeidheid toe te geven. Hij lijkt gewoon in de war. Gelukkig weet hij nu nog niet dat die verwarring nooit helemaal over zal gaan. Zijn mama kijkt hem lang aan, en neemt hem op haar schoot. Hij zou een heel klein beetje te groot kunnen zijn, maar krimpt een beetje in elkaar, zodat hij toch past. De mama omringt hem met mama. Ze legt haar hoofd op het zijne en fluistert iets. Ze wiegt hem heel zachtjes. Hij schuift weg in de slaap. Het is allemaal goed, alles komt goed. Dat zal ze wel gezegd hebben, het kan niet anders.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten