06 maart 2011

Restwarmte

‘Zo?’
‘Ja, doe maar zo. Lig je goed?’
‘Ja hoor. Wel een beetje zenuwachtig, denk ik.’
‘Dat is nergens voor nodig.’
‘Het licht is wel mooi hier, heb ik altijd al gevonden.’
‘Ja, dat is zo. Zeker nu ook, met die late namiddagzon, en hoe die hier binnen komt.’
‘Ik ben misschien gewoon een beetje bang.’
‘Waarvoor?’
‘Ik weet het niet, voor de implosie, of zoiets.’
‘Dat is niet zo erg. Er zal niets ergs gebeuren.’
‘Wat voel je?’
‘Hier zit veel. Hier zo, en hier ook. Je hebt veel opgespaard, denk ik.’
‘Misschien wel. Het is er altijd wel geweest, denk ik. Het is vertrouwd geworden zo.’
‘Het hoeft niet zo te zijn, denk ik. Die spieren moeten niet zo hard zijn.’
‘Het is wel veilig zo, denk ik soms. Wat zou er anders gebeuren?’
‘Wie zou je anders zijn, dat zou je ook kunnen vragen.’
‘Die vraag is nog een beetje te moeilijk. Misschien gaat het meer over verlies van houvast. Nu kan ik veel op afstand houden, en als dat wegvalt, dan weet ik niet wat er zal gebeuren.’
‘Kunnen zo’n dingen niet gewoon veranderen? Moet het altijd zo zijn?’
‘Nog zo’n moeilijke vraag. Eerlijk gezegd weet ik het niet zo goed. Je kunt natuurlijk veel doen, maar soms denk ik dat er op een of andere manier een stempel is gedrukt in je huid die je er niet meer uit krijgt.’
‘Zou dat echt zo zijn?’
‘Soms denk ik van wel. Hoewel ik nu wat begin te twijfelen, nu ik dit voel. Grapje. Laten we maar zeggen dat ik het niet weet. Ik heb alleszins veel tijd nodig, en ik weet niet of die er is.’
‘Zie je hoe de zon langzaam wegtrekt? Misschien heb je wel zo’n tijd nodig. Tijd als de zon die op en neer gaat. En iemand die met jou naar die zon wil kijken.’
‘Dat is mooi gezegd.’
‘Vanmorgen was de zon ook al zo mooi trouwens, aan de andere kant van het huis. Als je die zon ziet, zo vroeg, dan lijkt het toch alsof alles goed zal komen.’
‘Ik doe het soms ook, heel vroeg opstaan, en dan voor het raam gaan zitten kijken naar hoe de zon opkomt.’
‘En wat denk je dan?’
‘Niets eigenlijk, en dat doet goed. Ik denk dan helemaal niets. Ik verlang ernaar om in die stille plek te zijn tussen nacht en dag. Heel even is er dan geen verleden, geen dingen die nog moeten komen.’
‘Kun je je hier nu ook niet zo proberen te voelen?’
‘Dat is nog te vroeg, dat zal voor een andere keer zijn, vermoed ik.’
‘Het maakt niet uit, alles is goed. Ik heb veel tijd.’
‘Ja?’
‘Ja, ik heb alle tijd.’
‘Jij hebt dat wel, een soort rust. Hoe je staat, en hoe je beweegt. Daar zit het wel in.’
‘Is dat zo? Misschien is het gewoon dat ik veel herken in wat jij zegt en doet.’
‘Weet je, soms is het alsof ik altijd op de loop ben, een beetje toch. Niet dat ik ook echt loop of zo, maar het gevoel. Vanmorgen dacht ik nog: waarom eigenlijk, heeft het niet lang genoeg geduurd, ben je nog niet ver genoeg?’
‘En wat was het antwoord.’
‘Er was geen antwoord. Er komt nooit een antwoord op zo’n vraag. Anders zou het ook gemakkelijk zijn.’
‘Wie weet kun je gewoon de vraag schrappen, doen of ze niet zou kunnen gesteld worden, omdat ze zonder voorwerp is.’
‘Zonder voorwerp, dat heb ik altijd zo’n mooie uitdrukking gevonden.’
‘Maar het idee zou toch mooi zijn. Dat je gewoon hier en nu maar wat doet, of het nu lukt of niet, dat maakt niet uit. Het heeft dan niets te maken met iets van vroeger, of iets van morgen, het is alleen maar hier.’
‘Daar zal ik eens over nadenken. Of eigenlijk moet ik zeggen zeker: daar zal ik eens niet over nadenken?’
‘Ja, zo is het.’
‘En mag ik dan dit alles, van nu, ook gewoon nog even vasthouden? Als gewoon wat warmte.’
‘Dat is de bedoeling, dat het nog lang blijft.’

Geen opmerkingen: