16 maart 2011

Niet weten


De beelden blijven door mijn hoofd gaan. De oude vrouw die kijkt naar het wezenloze schrootlandschap en zegt dat ze niet begrijpt waar haar dochter naartoe is. Een andere vrouw die in paniek is door de berichten over de kernramp die zich boven haar hoofd afspeelt, en zegt dat ze hoopt dat ze snel terug naar het normale leven zal kunnen gaan. Er zouden nog talloze andere beelden kunnen genoemd worden. Mensen die diep geschokt zijn, en machteloos proberen terug greep op hun werkelijkheid te krijgen.

Het zijn heel erg menselijke reacties. We hebben allemaal onze manier om een schokkende gebeurtenis een plaats te geven in ons leven, om daarna de dingen weer op te pakken, en verder te gaan. Het is heel normaal en begrijpelijk.

Maar soms kan wat een gezond mechanisme is om persoonlijk over iets heen te kunnen komen een minder gezond mechanisme zijn als het voor een maatschappij geldt. Als het ‘niet willen weten’ een structureel middel wordt om een bepaalde werkelijkheid uit beeld te houden, dan is dat gevaarlijk. En de kernramp in Japan is een zoveelste gevolg van dat soort georganiseerde blindheid. Er zijn natuurlijk nog heel wat andere dimensies aan het probleem, maar dit is er een van.

Wat de risico’s zijn van kernenergie is al erg lang geweten. Er zijn al genoeg ongelukken gebeurd. En al willen we graag geloven dat Tsjernobyl al een eeuwigheid geleden is, voor de slachtoffers ervan duurt die eeuwigheid tot op vandaag. Maar blijkbaar willen velen zichzelf toch graag met de moed der wanhoop wijsmaken dat alles wel veilig zal zijn. Het heeft ook te maken met een soort geloof in grote apparaten, in complexe technologie, in een maakbaarheid die de natuur zal overwinnen. Daar vragen bij stellen wordt dan al snel als ‘emotioneel’ afgedaan. En wat zogenaamd ‘rationeel’ is, dat zijn vaak niet meer dan doorzichtige rationaliseringen. Toen ik als scholier hevige discussies voerde in de klas over hoe onaanvaardbaar ik het vond dat we doorgingen met het produceren van levensgevaarlijk kernafval, was het antwoord van de voorstanders: dat lossen ze in de toekomst wel op. Hoewel ze het misschien wat ingewikkelder verpakten, was het antwoord zo simplistisch. En vandaag (dus de toekomst van toen) is het antwoord op diezelfde vraag nog steeds: dat lossen ze in de toekomst wel op. En de morele vraag blijft ongewijzigd: waar halen wij het recht vandaan om zo’n gruwelijke erfenis zomaar door te schuiven naar zoveel generaties die na ons komen? Nog nooit heb ik een begin van geloofwaardig antwoord op die vraag gekregen…

Het structureel verdringingsmechanisme rond kernenergie is vergelijkbaar met wat op andere domeinen gebeurt. De hardnekkigheid waarmee we zo graag niet willen weten wat de klimaatverandering werkelijk zal betekenen de volgende jaren als we nu niet snel het roer omgooien is ook zoiets. Misschien is de wetenschappelijke zekerheid nog niet helemaal rond voor de laatste procent, maar we weten absoluut genoeg om te handelen, en om vooral snel en doortastend te handelen. We weten trouwens ook zeer goed wie de grootste slachtoffers zullen zijn, en dat zijn de armsten. We weten dat we onze manier van leven zullen moeten aanpassen, maar dat willen we misschien liever niet weten. Het is logisch dat mensen vooral naar hun directe omgeving kijken. Maar de manier waarop we met de planeet zijn omgegaan zorgt ervoor dat de hele wereld het binnenland is geworden. Het lot van de arme boer in Afrika is verbonden met het onze. We zitten samen in dezelfde boot. Dat ontkennen kunnen we een tijdje volhouden, maar dat impliceert dat we de feitelijke klimaatchaos steeds verder vergroten en ook dat we op steeds agressievere wijze onze privileges zullen moeten gaan verdedigen door de rest van de wereld hardhandig buiten te houden. Rationeel is dat helemaal niet, want het zal de onveiligheid enkel nog maar drastisch verhogen. Kiezen voor de schijnbaar moeilijke, maar dappere weg van een slimme ecologische duurzaamheid, is kiezen voor een weg van meer vrede en veiligheid.

Het is niet zo moeilijk om te weten hoe het werkelijk met de planeet en met haar bewoners gesteld is. Het is niet moeilijk om te weten hoeveel mensen arm en rijk zijn. Het is niet moeilijk om te weten hoe we de aarde aan het uitputten zijn. Het is blijkbaar wel moeilijk om met die waarheid om te gaan.

De mooiste vervulling van ons tijdelijk verblijf op deze wonderlijke aarde is toch dat we die netjes en even rijk kunnen doorgeven aan onze kinderen en kleinkinderen. Maar als we dat echt willen, dan moeten we misschien durven kiezen voor een ander soort waarheid, een ander soort technologie, en een ander soort rationaliteit.

Leven in waarheid is soms moeilijk. We willen allemaal wel eens het nieuws afzetten omdat het te veel wordt. Maar dat mag niet onze grondhouding worden. Misschien moeten we samen leren om de werkelijkheid te zien zoals die is, en dat wil onder meer zeggen dat we moeten kijken naar de hele aarde, ook naar het onrecht, ook naar het verlies, ook naar de vernietiging. Dat inzicht zal ons misschien bezwaren, maar het zal ons helpen om betere keuzes te maken. Keuzes die misschien meer uitgaan van bescheidenheid, maar daardoor ook veel meer toekomst in zich dragen. Bescheidenheid wil ook zeggen beseffen dat we als mens meer kans hebben te overleven als we vrede sluiten met de natuur.

Aanvaardbare risico’s. Dat kreeg ik altijd te horen in de talloze discussies en debatten die ik in de loop der jaren over de kernenergie heb gevoerd. Of: je moet bereid zijn risico’s te nemen, je moet bereid zijn een prijs te betalen voor de welvaart die je hebt. Dat zal wel, maar de vraag is welk niveau van risico’s je moet nemen.

Laten we als een mogelijk criterium nemen dat mogelijke schade op zich zo klein mogelijk moet zijn, maar ook binnen een aanvaardbare termijn moet kunnen hersteld worden. Maximaal één generatie om de rotzooi volledig op te ruimen, dat moet toch kunnen. Zodat we geen schade doorschuiven naar een volgende generatie. Als we niet helemaal zeker zijn van de mogelijke uitwerkingen, en als we vermoeden dat die mogelijke uitwerkingen zeer verregaand kunnen zijn, laten we dan kiezen om iets niet te doen. Dat zou van echte moed getuigen. Als een technologie zo complex is dat ze alleen maar door superspecialisten kan begrepen worden, en als ze daardoor op bovenmatig strenge manier moet bewaakt worden, en aanleiding geeft tot allerlei vormen van geheimhouding, misschien is het dan geen goede technologie, want ze is fundamenteel ondemocratisch. Als we binnen een regionale eenheid die overeenkomt met een bestuursniveau, bv. een land, een keuze maken waarvan de gevolgen tot ver buiten die regionale eenheid kunnen gedragen worden, dan is dat een keuze die letterlijk ‘te groot’ is.

Als we met dit soort criteria aan de slag gaan, dan komen we terecht bij een eigentijds invulling van het voorzorgsbeginsel. In plaats van de structurele onverantwoordelijkheid die nu nog al te vaak regeert, zou een keuze voor een doorgedreven voorzorgsbeginsel een bijzonder rationele keuze zijn. Het zou alleen een ander soort rationaliteit zijn. Misschien een meer bescheiden rationaliteit, maar wel een veel slimmere. Toegepast op ons energiesysteem zou dat een revolutie betekenen. Een revolutie die het beste in de mens naar voor kan brengen, en een revolutie die onze veerkracht als samenleving alleen maar kan verhogen. Een veerkrachtige samenleving zal ook minder nood hebben aan het verdringen van een aantal waarheden. Ze kan ze beter opvangen, en maakt van het open staan voor wat er werkelijk gebeurt een positieve kwaliteit. Zo’n samenleving beseft ook dat het verminderen van de ongelijkheid tussen rijk en arm in het belang is van iedereen. Zo’n samenleving is niet ‘minder’, ze is hoogstens anders. Zo’n samenleving is niet onmogelijk, ze is zelfs heel aantrekkelijk.

Geen opmerkingen: