27 maart 2011

Boenk

Ik had me voorgenomen om eindelijk mijn ramen te gaan wassen. Het voordeel van de lente is dat je weer allerlei fijne plannen in je hoofd krijgt. Allerlei dingen beginnen onderhuids te borrelen. En je kunt je zelfs voorstellen dat je een spannend leven zou leiden. Het nadeel is dat je weer beseft dat het tijd is om je doorkijk naar de wereld te verbeteren, om nog maar te zwijgen over de inkijk van de wereld. Alle apparatuur stond in aanslag. Zelfs een nieuwe spons op afstand, om dat ene raam toch gedaan te krijgen.

‘Vindt u ook niet dat dat een beetje geboenk is, die muziek?’ Een mevrouw met een fel bebloemd kleedje sprak me aan. Ik merkte ineens dat er inderdaad op de straat voor het huis muziek werd gespeeld. Heel eerlijk gezegd vond ik het zelf ook een beetje van het boenktype, maar ik zei iets als: ‘Die jongens zullen dat wel heel leuke muziek vinden waarschijnlijk. En, och ja, het is lente voor iedereen.’

Ze heette Felicia. Ze verontschuldigde zich meteen al een beetje voor die naam. ‘Het wekt zoveel verwachtingen, zo’n naam, en ik weet niet of ik daar wel aan kan beantwoorden.’

Ik zei dat het toch wel mee leek te vallen, met dat geluk en zo. Maar ze had meteen al een volgende vraag klaar. ‘Zo heel erg vind ik die muziek nu ook weer niet. Maar ik zit nog met een ander probleem. Ik las in de krant dat zoveel vrouwen blijkbaar het contact met hun vrouwelijkheid kwijt zouden zijn. Ze zouden dat terug moeten herstellen. En daar stond dan in dat een goede verhouding voor een vrouw is: 70 procent vrouwelijke energie en 30 procent mannelijke. Dan zou je goed in balans zijn. En voor mannen zou het dan omgekeerd zijn. Wat denkt u daar eigenlijk van?’

Ik schoot meteen in de stress, en vroeg me af of het ramen wassen in een van beide categorieën valt, zo ja in de welke, en of ik niet beter die activiteit even kon laten rusten. ‘Ik weet het niet zo goed mevrouw. Het lijkt me toch een wat rare redenering. Doet me zo’n beetje denken aan al die verhalen over vrouwen die mannen geen echte mannen meer laten zijn, wat dan tot alle miserie zou leiden en zo, en dat is vaak toch nogal onnozel, als ik eerlijk mag zijn.’ ‘Exact, dat is het!’ Felicia riep het uit, en bleek op een of andere manier blij met dat antwoord.

Ik wou nog uitleggen waarom ik die verhalen soms een beetje kort door de bocht vind, maar Felicia ging meteen verder. ‘Mijn vriendje, Korneel, kwam daar vorige week ook mee af. Hij had dat gehoord, aan de infodesk in de Gamma, dat de vrouwen van tegenwoordig de mannen ontmannen of zo. In elk geval, ze zouden mannen verhinderen om hun ware zelf te zijn. Nu was me nooit opgevallen dat Korneel zelf wist wat zijn ware zelf dan wel zou zijn. Ik had dat trouwens nooit erg gevonden, ik heb hem altijd goed gevonden zoals hij was. Hij stond daar in de Gamma om voor mij extra pluggen te halen. Ik ben bezig met het installeren van een groot boekenrek, en ik zag dat ik te weinig pluggen zou hebben. Ik wil dat ding wel goed verankeren in de muur, dat begrijpt u wel. Het is een risico om Korneel naar de winkel te sturen, want hij brengt altijd iets anders mee. Zo kwam hij vorige week thuis met een stofzuiger die zelf zijn weg door de kamer zou zoeken. Eén keer geprobeerd, en dat ding was meteen zijn weg kwijt, we hebben het nooit meer teruggezien. In elk geval, die pluggen heeft hij wel meegebracht, maar het was een veel te klein doosje.’

Ze hadden dan een relationele meeting belegd, ’s avonds tijdens het dessert. Daar was Korneel dan weer wel zeer goed in. Hij had een ‘decadente witte chocolademousse’ gemaakt. Het agendapunt was dus hoe ze samen hun ware mannelijkheid en vrouwelijkheid konden bevorderen in de relationele sfeer. Felicia had gevraagd aan Korneel of hij haar dan te weinig vrouwelijk vond of zo. Dat viel eigenlijk best mee. Hij vond haar zeer sexy in haar blauwe overal met reële inkijkmogelijkheden. Het probleem was zijn mannelijkheid. Daar moest wel iets mis mee zijn, want anders zouden die mannen van de Gamma dat toch niet zeggen zeker. Hij had dat trouwens ook gelezen in de Flair, terwijl hij zat te wachten bij de tandarts.

‘En ik vroeg hem hoe dat dan wel moest, zijn mannelijkheid meer waarderen. Hij wist het ook niet goed, maar stelde voor dat we enkele dagen zouden doen alsof de andere een ‘echte’ man of een ‘echte’ vrouw was. We hebben dat twee dagen volgehouden, en toen hadden we klinkende ruzie. Ik moet zeggen dat we na die ruzie wel alles geweldig hebben bijgelegd, dat is natuurlijk wel een voordeel van onze poging tot relateren, want zo lijkt dat tegenwoordig te heten als ik de krant mag geloven. Vandaag stond daar dus weer zo’n artikel in over hoe mannelijk mannen moeten zijn, en hoe vrouwelijk vrouwen. Ik zou dus het contact kwijt zijn, maar dat gevoel had ik enkel vorige week, die twee dagen na onze meeting. En nu ben ik dus weer in de war, en zo ben ik bij u terechtgekomen.’

Haar verhaal had me eigenlijk geweldig gerustgesteld. Ik zei haar dat dat gedoe van die percentages toch wel erg rammelt, en dat ik zelf waarschijnlijk ook helemaal gebuisd zou zijn voor die test, waardoor ik pas dan voor het eerst zou gaan twijfelen aan mijn mannelijkheid, wat nu ook weer niet de bedoeling was. Felicia moest lachen, en fleurde helemaal op. Voor ze weer vertrok zei ik nog dat ze altijd pluggen mocht komen halen bij mij. Voor het installeren van mijn rek had ik namelijk veel te grote doosjes gekocht. En zij vertelde me nog dat Korneel goede tips had om ramen te wassen, zonder strepen na te laten natuurlijk.

En dankzij die boenkeboenkemuziek had zich zo weer een mooi voorbeeld van buurtintegratie voltrokken. Het leven is mooi, kortom. En die ramen, dat zal voor volgend weekend zijn...

1 opmerking:

'stof zei

Prachtig geschreven, Jan! Zo herkenbaar.