19 maart 2011

Mijn eerste pianoboek


Je loopt door de straat. Niet te snel, en een beetje verend, dat zou je toch willen. Je denkt: de verhalen moeten hier zomaar ronddolen, het kan niet anders. En je ziet het ineens staan in de etalage: mijn eerste pianoboek. Het flitst in je hoofd. Het is er nog steeds. Het staat daar zomaar in de etalage te koop. Alsof het altijd zal blijven, alsof er iets is dat niet zal veranderen. Het is ongeveer veertig jaar geleden dat je dit boek opende en keek naar de noten en de tekeningen. Toen al dacht je dat het oud was. En nu is het er nog. Uit het niets ben je ooit via dat boek ergens binnengekomen. Je vingers leerden anders denken. Soms bekijk je een partituur, en lijkt alles heel even vreemd te zijn. Alsof het een andere wereld is, waarin je alleen maar zou kunnen verdwalen.

Het meisje loopt over de straat, naar de andere kant van de brug. Haar papa roept dat ze moet komen. Ze kan niet, zegt ze, want ze heeft net een stokje in het water gegooid, en wil nu zien hoe het onder de brug door aan komt drijven. Ook dat is in veertig jaar niet veranderd. Hoe geweldig het was. Maar waar zijn al die stokjes naartoe gegaan? Ze drijven van je weg.

Enkele dagen eerder. Je neemt de telefoon op en de mevrouw begint te praten. In het Frans. Je schakelt meteen over, en het wordt een hele babbel, al weet je niet wie zij is. De woorden lijken zomaar te komen. Je maakt grapjes. Soms is het anders. Alsof je ineens de weg kwijt bent in een andere taal. Je hoort de anderen Frans spreken. Je verstaat bijna alles. En ineens is het alsof je de hele taal in je hoofd kunt zien. Hoe groot ze is. Het overvalt je. In dat ene moment zie je hoe je alleen maar een bezoeker kunt zijn in de andere taal. Het besef verlamt je. Tot het aan jou is om te spreken. Je mag niet denken, denk je. En je glijdt weer binnen, een beetje aarzelend. Je weet nooit zeker van tevoren hoe het zal zijn. Je gaat over naar een ander gesprek. Dit keer in het Engels. Je spreekt sneller nu. Het lijkt vlot te gaan. Tot je later ineens denkt: waarom kwamen die woorden niet tot mij? Wanneer je dan nog een tekst moet schrijven, slaat de twijfel ineens toe. Na al die jaren lijk je een prutser. Je trekt je terug in de moedertaal, voor even. Je laaft je aan de woorden, ademt de ruimte in. Je kunt tussen de woorden glijden. Je beseft weer dat je iets verlangt in die andere talen dat je nooit zult bereiken. Je kunt alleen blijven kijken, in verwondering.

De mevrouw staat klaar om de metro in te stappen. En ineens doet ze het niet. Ze zet een stap achteruit, draait zich om, en loopt weg. Wat heeft ze gezien? Was er een lijn waar ze niet over mocht gaan? Zag ze dat ze zou verdwalen daarbinnen, daar waar jij staat?

Ooit heb je de woorden leren lezen en schrijven. Je ziet ze nog op het bord staan in de klas. Ziet nog hoe je hand probeerde de letters binnen de lijntjes te krijgen. Ooit was je dus aan de buitenkant van de woorden. Kon je de sluier nog niet wegnemen van de tekens. Je kunt niet meer terug naar toen. Je bent over een lijn gegaan, hebt een terrein betreden vanwaar geen terugkeer mogelijk is.

De jongen in je droom is de zoon van. In je droom zit hij in een soort gevangenis. Al lijkt het er erg open. Hij heeft een blauw pak aan. Al weet je niet of pak het juiste woord is. Ineens gaat hij weg. Je ziet hem lopen daar. Hoe hij het doet, zie je niet, maar hij wandelt rustig deze instelling buiten. Om daar dan te verdwijnen, aan de andere kant van die lijn. Er weerklinkt een radiobericht dat hij zoveel anderen zou hebben aangezet om ook weg te gaan van deze plek. En je vraagt je af of je het haar zou moeten melden.

Je was nooit echt een goede leerling aan de piano. Je deed het graag, maar wilde het toch niet hard genoeg misschien. Je zette je handen niet altijd in de goede hoek. Je hoorde dat je eigenlijk moest kunnen spelen met een pingpongbal in je handen. Dat heb je nooit geprobeerd. Je hield van de toetsen, en de noten die je naar je toe kon halen. Maar altijd is er die schroom gebleven tegenover het instrument. Soms zie je ineens alle noten die je nooit aan zult raken. Het is alsof je aan de rand van een immense plek staat. Je kunt alles zien. Je kunt bijna naar alles verlangen. Maar je weet dat je er nooit zult komen.

Geen opmerkingen: