Er zijn nieuwe straatlampen. Ze werken voor het eerst. Het lijkt bijna een echt straatje nu. Je zou hier zelfs thuis kunnen zijn.
Ook dat beeld blijft hangen. De man tussen de eindeloze vlakte die alleen nog een puinhoop is. De stad van de herinneringen is weg, voor altijd. Dat zegt hij. Je kunt een ander niet zomaar een van jouw herinneringen geven. Je kunt er alleen nieuwe maken.
Het is nog heel vroeg als je de kliniek binnenkomt. Je had het papier wel drie keer gelezen. Over waar je je moet aanmelden als het nog voor 7.30 uur is. Je wilt het niet doen aan een automaat. Op het blad stond dat het aan de H moest zijn, hoewel je niet van plan bent te blijven. Je neemt een nummertje met een H. Tot je ziet dat er een tweede mevrouw is die aan de andere desk is gaan zitten en nu een nummertje met een A afroept. Dus toch? Je gaat snel een nummertje met een A bijhalen. Om daarna met het H-nummertje geholpen te worden. Het mag allemaal blijkbaar. Je hebt je weer druk gemaakt voor niets.
Onderweg, van de ene naar de andere plek, loop je door het grote park. Het is nog vroeg op de dag, maar de lente is er al helemaal. Je ruikt het, je ziet het. Het koppel op de bank, net voorbij de middelbare leeftijd. Ze kijken elkaar verliefd aan. Misschien zijn ze dat altijd gebleven. Misschien is hun liefde geheim, alleen voor deze bank in het park. En ook al mocht ze niet gezien zijn, dit moment zal er altijd geweest zijn. Het beeld neem je mee, daar kun je de rest van de dag weer mee verder.
U mag naar wachtzaal G gaan meneer, dat zegt de mevrouw. Het is ondertussen net na zeven uur. In wachtzaal G komt al snel een man drie bekers brengen. Binnen het uur op te drinken. Een om de twintig minuten. Het water is een beetje zoeterig, of is het meer anijs? Het water kruipt in je lichaam rond, gaat naar alle plekken waar het moet zijn. Onzichtbaar, opdat straks gezien zal worden wat moet gezien worden. Hoe weet dat water waar het naartoe moet, nooit begrepen.
De mooie vrouw op de trein tegenover je leest een boek dat je zelf erg mooi vond. Ooit had je aan iemand gezegd: ik lees eigenlijk wel graag boeken over de liefde. En later kreeg je van haar 'een boek over de liefde'. Wat ook bleek te kloppen overigens. De vrouw is datzelfde boek aan het lezen. Je probeert iets te zien in hoe ze het boek leest. Zeggen kun je niets, dat zou alles stuk maken.
Komt u maar binnen. Ja, tot op het onderhemdje. Een onderhemdje? Dat heb je niet. Misschien is een T-shirt ook wel goed, hopen maar. De man zegt er later niets meer over, het zal dus wel in orde zijn. Gaat u maar liggen hier. We gaan nog even een prikje geven. Hij koppelt allerlei dingen aan je arm. Darmpjes. Eigenlijk maar één darmpje. De armen zo boven je hoofd.
Schrijven op discipline. Dat doe je, ondertussen weer enkele dagen. Je kaken lijken helemaal verkrampt van de concentratie. Een wonderzalfje zou wonderen doen. Maar de tekst moet af, er is niets aan te doen. Toch maar even een korte pauze. Je loopt naar de piano, en zingt St. James Infirmary. Even lijk je helemaal weg te zijn, heel even toch. Voor die kaken en die rug is het nog enkele dagen wachten.
Je schuift het apparaat in. Iets draait helemaal om je heen, heel snel. Inademen, niet meer ademen, u mag weer ademen. Wat draait daar eigenlijk? Zou het een knikker zijn? Zou het een komeet zijn? Ergens aan de andere kant van het apparaat zal iets te zien zijn van al wat daar in je zit. De plekken die moeten gezien worden. Ze zijn hopelijk nog steeds onaangetast. Het zal nog enkele dagen duren eer je het weet.
Met het wonderzalfje mag ook een wonderfee komen, denk je ’s nachts. Om alles met één voorzichtige streel soepel en zacht, lentezacht misschien wel, te maken. Hoe doet zo’n fee dat? Heeft ze daar hulpmiddelen voor? Een stokje of zo? Of gaat dat allemaal met de blote hand?
Je loopt de kliniek weer uit. Er plakt nog iets op je arm. Daar waar het gaatje van het prikje was. Ineens zie je het weer. Hoe je altijd wilde dat die naald zo snel mogelijk weer uit je arm was, nadat het gif erin gedruppeld was. Maar we kunnen het er ook op laten zitten tot morgen, dan moet u dan niet geprikt worden. Nee, laat maar, zo erg is het niet. Als het er maar snel weer uit is, dacht je. Buiten is het lente. Je zou iemand willen bellen. Misschien wel om te zeggen dat het lente is. En ook dat de naald eruit is.
1 opmerking:
je had mij mogen bellen/mailen hoor, zeker om te zeggen dat het lente is...
weer even fingers crossed voor jou dus nu...
Een reactie posten