20 maart 2011

Chaconne


‘Laten we maar gewoon wat praten nu. We hebben alle tijd.’
‘Ja?’
‘Ja. Ik zal het nooit anders kunnen, denk ik.’
‘Denk je nog wel eens aan toen?’
‘Natuurlijk. Af en toe komen de beelden weer terug. Zoals van die wandeling in de sneeuw, en wat je allemaal zei toen. Of die avond toen we alleen maar gezwegen hebben, en hoe mooi dat was.’
‘De warmte blijft lang hangen vandaag. We kunnen nog lang buiten blijven zitten.’
‘Deze week schrok ik ineens van mezelf. Ik zag mijn gezicht in het raam, en ik voelde me plots zo oud. Dat heb ik nooit eigenlijk, het verbaasde me.’
‘En wat dacht je dan?’
‘Dat ik je moest bellen. Dringend. Het lag al een tijdje te wachten, maar nu moest het ineens snel.’
‘Je klonk zo onrustig. Alsof er iets ernstigs aan de hand was. Vroeger heb ik je nog zo gehoord.’
‘Ik wou je niet doen schrikken of zo, zeker niet. Het spijt me als dat zo was.’
‘Het is niet zo erg, ik ken je toch.’
‘Het klinkt misschien raar, maar ik wou je iets vragen. Vroeger praatten we vaak over wat we wilden, in het leven. We hadden beelden, en dromen, misschien vooral verlangens. Het was allemaal waarschijnlijk wat wild, of heftig. We maakten soms van die lijstjes, met al die dromen. Maar ik vroeg me af hoe het er nu mee staat.’
‘Wat een moeilijke vraag. Daar overval je me mee.’
‘Het was eigenlijk vooral omdat ik ineens voelde dat ik wilde dat er bij jou enkele van die dromen waren uitgekomen. Ook dat klinkt een beetje onnozel of klef of zo, maar het overviel me. Ik dacht dat als het bij jou gelukt was, dat dat me dan rustiger zou maken.’
‘Ik denk dat het te moeilijk is om daar zo direct op te antwoorden. Al is dat misschien op zich al een antwoord.’
‘Weet je het nog, die lijstjes?’
‘O ja, wees maar gerust.’
‘Iemand heeft me ooit eens gezegd dat je zou moeten proberen om jezelf minder wijs te maken naarmate je ouder wordt. Er zit wel iets in, in die gedachte.’
‘En heb je iets ontdekt?’
‘Gisteren hoorde ik die muziek terug. Dat stuk dat ik daarnet op had staan toen je binnenkwam. En het was alsof ik er plots iets van begreep, iets dat ik vroeger nooit gehoord had. Het heeft iets met de herhaling te maken.’
‘Wat hoor je dan?’
‘Als je jong bent, dan lijken de dingen in een rechte lijn te gaan. Alles ligt nog voor je, en alles wat nog komt, zal ook anders zijn dan alles wat je al kent. En het zal beter zijn, of mooier. En je wilt zoveel. En dan merk je ineens dat wat je verwachtte niet klopt. Het is alsof je achter het scherm kunt kijken. En nog later zie je de herhaling. Hoe je telkens opnieuw probeerde, en verlangde, en hoe het steeds moeilijker werd om niet opnieuw dezelfde dingen tegen te komen.’
‘Ik heb nooit geprobeerd het te verwoorden, maar ik herken wel wat je zegt. Ik dacht een tijd dat ik het aanvaard had, maar nu denk ik soms dat het niet zo is. Misschien is dat niet erg. Misschien moet je gewoon de dingen zien zoals ze zijn, en dan maar mee bewegen.’
‘Dat zou je vroeger niet gezegd hebben.’
‘Nee, dat is zo. Ik sprak je vaak tegen, wilde kwaad zijn op jou. Maar eigenlijk sprak ik vooral tegen mezelf. Dat zou ik nu niet meer doen, denk ik.’
‘We hebben alle tijd, omdat er te weinig tijd over is. Zoiets?’
‘Ja, zoiets, dat zou je kunnen zeggen.’
‘Ik dacht nog vandaag dat je misschien kunt leren om alleen de muziek over te houden. Er is iets in die muziek dat boven de herhaling uitstijgt. Zou dat niet genoeg zijn?’
‘Zouden we dat zelf kunnen zijn, de muziek?’
‘Misschien wel, het zou wel mooi zijn.’
‘Had ik jou ook dezelfde vraag moeten stellen die jij aan mij hebt gesteld?’
‘Toch maar niet, denk ik.’
‘Misschien ken je zelf het antwoord ook al.’
‘Waarschijnlijk.’
‘Zouden we dit vroeger gekund hebben, wat we nu doen?’
‘Nee, dat denk ik niet.’
‘Het is wel mooi eigenlijk. Voor mij mag het nog lang duren.’
‘Ja? Dan hebben we zeker alle tijd.’

Geen opmerkingen: