26 februari 2011

Mistig


Dat het bed te kort is, denk je. Aan de ene kant het kussen in de muur proberen te duwen lukt niet echt. Aan de andere kant je benen ver buiten het bed steken is ook niet echt een optie. En om dwars te gaan liggen is het dan weer te smal. Nou ja, dan maar zo. Zou je dan toch een grote jongen geworden zijn?

Het licht is traag nog, bij het wakker worden. Je gaat naar het raam, en ziet de zee. Er is buiten niemand te zien, even toch. Even is de zee helemaal van jou alleen.

Is het regenmist of mistregen, niet zo duidelijk. Het is stil op het strand. De zee trekt zich langzaam terug in zichzelf. Dat korte bed heeft je rug niet echt goed gedaan, denk je nog. Er is niemand op het strand, maar de kant waar de huizen staan en waar de tram rijdt lijkt veel meer verlaten dan de waterkant.

Je staat aan de rand van het water, en vertelt alle verhalen aan de zee. Teder luisteren, of die combinatie echt bestaat, is niet zo duidelijk, maar dat is het wat de zee lijkt te doen. Ze vertelt je nog iets, ze fluistert je nog iets in je oor, en laat voor de rest alles ongezegd. Er is nog meer, maar het zal niet voor nu zijn.

De schelpen blijven dicht bij je. Ze blijven bij je.

Later moet je een verhaal vertellen over de tekst die je schreef. Iedereen lijkt zo ver weg te zitten. Even aarzel je. Zou het lukken hen wakker te praten?

Het verrast je weer, hoe je de tekst in je hoofd kunt zien. Je ziet de woorden, ziet hoe ze zich in patronen hebben geschikt, hoe ze hun plekje hebben gevonden. Je kunt ze aanraken.

Je staat te wachten op de tram, in de regen. De zee wisselt nog even een blik van verstandhouding uit, voor je opstapt.

De trein trekt zich langzaam op gang. Van de zee weg, het land in. Je zou willen verdwijnen in deze beweging. Je zou ergens naartoe willen gaan.

De regen volgt mee. Je blijft bewegen. Steeds verder weg, steeds verder terug.

Het is druk in de stad waar je aankomt. Mensen slenteren. Je probeert zoals steeds alle paraplu’s te ontwijken. Het grijs is droevig.

Je rijdt de stad in voor de boodschappen, het kan nog even. Het levert nog een mooi gesprek op. Wat de woorden kunnen doen, daarover zou het kunnen gaan.

Terwijl je weer thuis bent en de boodschappen staat uit te laden via het terras staat een mevrouw verderop de hele tijd te glimlachen. Het zal die pot yoghurt zijn, ongetwijfeld.

Eigenlijk zou je je liefst helemaal in een traag ritme terugplooien. Zelf je eigen eb zijn. En alles wat dat zou kunnen zijn. Maar je moet straks nog het huis uit. Je moet jezelf nog even vasthouden hier. Overeind. En aanspreekbaar.

Je kijkt nu al uit naar de leegte van de volgende dag.

Wat de zee je vertelde blijft in je lichaam hangen.

Geen opmerkingen: