16 maart 2012

Weerloos

Een onderhuidse droefenis, die niet weg lijkt te zullen ebben. Zo vertrek je voor weer een dag. De stoere werkmannen staan hun materiaal uit te laden. De ene is aan het zingen. Hallelujah. Het zou kunnen passen bij vandaag.

Te veel beelden, te veel beelden, en ook wel te veel woorden soms. Dat denk je al enkele dagen. Niets laten zien hoeft niet te betekenen dat er niets is, integendeel. Het hartverscheurende verdriet wil je alleen met je ogen dicht zien. En zelfs dan nog.

De eerste avond na zit je in een concert. Het is een klein concert, in een kleine zaal. Er wordt gespeeld op een klavechord. Een instrument met een kleine klank. Sonates van Haydn. Een componist die beweegt tussen de ernst van Bach en de frivoliteit van Mozart. Je moet erg goed luisteren om de noten te horen. Je moet door hun breekbaarheid heen luisteren. De noten worden er niet groter door, wel mooier. Alsof je wat niet meer aards is alleen maar kunt zien in het aardse. Op een of andere manier klopt dit allemaal, denk je. Het is goed dat je hier niet alleen bent, dat je bent met wie je wilt zijn vanavond.

Soms zie je enkel de verhalen die ogen doen sluiten, je hoofd doen buigen. Een verhaal over hoe stil het werd in een vernielde bus. Een man die onder het oog van zoveel camera’s moet zeggen dat hij denkt dat veiligheidsriemen geen enkel verschil maakten. Een brandweerman die in het verhakkelde voertuig zit, bij een klein meisje. Hij blijft bij haar, spreekt tegen haar, tot iemand haar kan komen halen.

Je bent niet opgewassen tegen zoveel weerloosheid. Misschien is dat de enige manier van zijn.

Je zult nooit weten hoe het is. Hoe je het leven overleeft. Je kunt alleen de adem koesteren.

Dat je toch naar jezelf kijkt, het zal wel niet anders zijn. Je denkt aan de dochter die je niet hebt, maar die altijd ergens in je hoofd beweegt. Hoe je haar zou zoeken. Hoe je haar tegen je aan zou drukken. Hoe je zou kijken of ze nog is wie ze was. Hoe blij je zou zijn, en hoe schuldig je je tegelijk zou voelen.

Heel stilletjes, alleen in een groot gebouw, zit je te rouwen. Al lijkt dat woord nog veel te groot. Het verdriet is echt, al is het misschien meer verbondenheid. Er is te veel schroom tegenover het echte verdriet, dat je niet eens kunt bevatten, ook al zou je proberen. Het is een ontroerende minuut. Met al die anderen wil je even zijn, en tegelijk wil je heel stilletjes op de achtergrond zijn, niet te zien. Niet in een beeld op te nemen.

Geen verklaringen, je hoeft geen verklaringen. Het is wat het is, en dat is al erg genoeg. Misschien is er iets te leren uit wat fout ging. Misschien ook niet. Misschien zijn er dingen te doen die kunnen voorkomen. Misschien ook niet. Doe het in stilte, denk je. Laat de machteloosheid, laat de woordeloze radeloosheid, denk je, zodat alleen het loze blijft.

En die ochtend zie je de knoppen aan de takken voor het eerst. Zoals elk jaar ben je weer helemaal verrast. Dat ze zomaar terugkomen, daar zo dicht bij jou. Nooit helemaal klaar voor leven dat zomaar komt. Komen is gewoon doorgaan, denk je nog. En toch.

Je denkt de hele tijd aan een liedje over een ruimtevaarder die niet meer naar school zal komen. Hij heeft de meester meegenomen naar de ruimte, hoop je.

Je ziet de mooie jonge mensen kwetterend naar school fietsen. Sommigen hebben een lichte waas voor hun ogen. Maar ze fietsen door. Er zijn zoveel kleuren in wat ze aan hebben. Het is goed zo.

Je denkt aan het falen, aan al die keren dat je er niet was, toen je voor iemand een verschil had kunnen maken.

Fluisteren heeft ook wel iets. Zoals die snaren in die klankkast van dat klavechord. Er is zo goed als niets tussen de mooi bewerkte toetsen en die snaren. Niets dat de aanslag van de vingers kan versterken. Enkel een naakt betasten, bijna aarzelend. Fluisteren heeft ook wel iets.

2 opmerkingen:

Tricky zei

Ik was al aan het wachten op jouw stukje over de voorbije week, het raakt, weer...

Jan Mertens zei

Dankjewel voor je heel mooie reactie