17 juni 2012

About suffering they were never wrong

‘Ik moet nu ineens denken aan die zin, nu we hier rondlopen.’
‘Ja, dat is een mooi gedicht. Al is dit wel een heel ander soort museum.’
‘Ik weet het. Het is toch raar dat zo’n zin in je hoofd kan blijven zitten. Of mooi eigenlijk, raar niet.’
‘En nu moet ik weer denken aan dat andere gedicht van dezelfde dichter. Jij hebt het ooit voorgelezen voor mij. Midden in de nacht. Je maakte me wakker, en begon toen voor te lezen.’
‘But from this night, Not a whisper, not a thought, Not a kiss nor look be lost.’
‘Ik herinner me eigenlijk vooral de klanken van jouw stem, terwijl jij aan het lezen was.’
‘Het was een warme nacht. Ik kon niet slapen.’
‘Ja, dat heb ik gemerkt.’
‘Vind je ook niet dat we in de woorden dicht bij elkaar zijn geweest altijd?’
‘Ja. Dat is waar. Als het daarover ging, moesten we niet veel uitleggen.’
‘Heel bijzonder vind ik dat. Je hebt dat niet zo vaak met mensen, en ook nooit over alles.’
‘Nee, zoals jouw muziek. Daar kan ik niet zo dicht bij komen.’
‘Dat is jammer soms.’
‘Ik vind dat niet zo erg. Ik zit graag naar jou te kijken terwijl jij ermee bezig bent. Dat is genoeg.’
‘En waar is die foto nu?’
‘Ze moet daar ergens zijn, denk ik, in die zaal.’
‘Vertel er nog eens wat over.’
‘Het is een oude foto. Van voor ik jou kende.’
‘Schaam je je ervoor?’
‘Nee, toch niet, denk ik. Ik heb ze al een tijd niet meer gezien. Ik was nog jong toen. En het was nog voor de kinderen.’
‘Ik ben wel benieuwd.’
‘Ja, dat zal wel.’
‘Hier hangt ze. Zoek me maar, ik ga niet zeggen waar ik sta.’
‘Wat een mooie foto trouwens.’
‘Ja, het verrast me een beetje, nu ik ze opnieuw zie.’
‘Heb jij jezelf al gevonden?’
‘Natuurlijk.’
‘Hier. Hier ben je.’
‘Ja, dat heb je goed gezien.’
‘Mooi.’
‘Ja?’
‘Ja, heel mooi. Het maakt me een beetje stil.’
‘Waarom?’
‘Ik voel een beetje schroom, ook al ken ik je al zo lang ondertussen.’
‘Ik ben wel ouder geworden.’
‘Dat zie ik niet zo. Er straalt een soort vanzelfsprekende rust uit die foto. Alsof iedereen rustig in zichzelf is, vrede heeft. Niet iets uitdagends, en ook niet iets verschuilends. Ik kan het niet zo goed uitleggen.’
‘Ik begrijp wel wat je bedoelt, denk ik.’
‘Het is een foto om lang naar te kijken.’
‘Zullen we hier nog even gaan zitten dan?’
‘Ja, graag.’
‘Weet je nog toen jij die foto’s maakte van mij en onze dochter?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘Daar moest ik nu net weer aan denken.’
‘Het was wel heel bijzonder toen, die foto maken. Het was alsof ik ergens was waar ik niet mocht zijn. Er was iets tussen jullie twee waar ik niet mocht komen.’
‘Dat heb je me nooit verteld.’
‘Nee? Misschien niet. Dat was ook heel moeilijk om te vertellen.’
‘Je had het toch moeten doen, denk ik nu, nu ik dat hoor van jou. Misschien zouden sommige dingen dan anders geweest zijn.’
‘Dat was maar een ding, er waren er nog andere ook natuurlijk.’
‘Ja, ik weet het. Maar goed. Soms denk je dat de dingen anders hadden kunnen lopen, als dat of dat. Maar dat maakt nu allemaal niet meer zoveel uit.’
‘Nee, dat is zo. Nu zijn we hier. En ik ben blij dat je me deze foto hebt laten zien.’
‘Toen ik de aankondiging zag van deze tentoonstelling heb ik even getwijfeld, maar toen wist ik dat ik jou mee wilde nemen.’
‘Het is alsof die foto een gat in mijn hoofd vult. Een stuk van jou dat ik niet kende.’
‘Het is mooi hoe je zit te kijken. Het maakt me wel een klein beetje verlegen.’
‘Dat hoeft niet. Je bent heel mooi. En dat was je toen ook al.’
‘Sssjjjttt. Niets zeggen.’

Geen opmerkingen: