29 juni 2012

De brave bomen en het lijden


Een discussie tijdens een vergadering. Over bomen. Zo kom je allerlei dingen te weten. Bomen zijn ‘groene elementen’ in een inrichtingsplan voor de publieke ruimte. Je merkt op in de vergadering dat je er geen probleem mee hebt dat bomen hun bladeren verliezen. Dat is normaal voor een boom, namelijk. Al te vaak zie je tegenwoordig stedelijke ruimtes met strak beton, strakke lijnen. Met vooral veel afwezigheid in de ruimte. En af en toe mogen er enkele bomen staan. Bij voorkeur een soort kerstboom of zo. Het moet ‘functioneel’ groen zijn. Wat wil zeggen dat bomen braaf moeten zijn, en clean. We willen geen gedoe met stoute bomen. Die bladeren hebben die ze zomaar zouden kunnen verliezen. Voor het inrichtingsplan is naar alle aspecten gekeken, zoals ook de ‘belevingswaarde’ van het groen. En dat er bomen zouden zijn die hun bladeren verliezen is niet zo erg als ze naast een grasveld staan. Maar bomen naast een plein, dat is wat anders. Bladeren zijn immers potentieel ‘hinderlijk’. En je denkt terug aan de populieren naast de speelplaats vroeger. Aan hun geur. Aan spelen in de bladeren. Aan anderen bedelven onder een hoop bladeren. Maar waarschijnlijk bedoelt men dat niet met ‘belevingswaarde’. Je zou nog willen zeggen dat er voor die twee kerstbomen in die woestijn van beton waarschijnlijk geen actiecomité zal worden opgericht. Voor oude grote bomen wel. Die hebben een verhaal. Ze zijn leven, en ze geven leven. Mensen kunnen heel even hun plek in de wereld vinden als ze denken aan die grote oude treurwilg die in hun buurt stond. Je zou het allemaal willen vertellen, maar het is niet het juiste moment, denk je. Zou het niet goed zijn dat de kinderen die rond dat nieuwe plein zullen opgroeien zo dicht mogelijk kunnen blijven bij de seizoenen? Zouden ze niet veel kunnen leren van bomen die hun bladeren verliezen? Zouden ze niet iets kunnen leren over het verlangen naar de lente? Je weet het nooit, in de winter, of het leven wel zal terugkeren. Je kunt alleen hopen en vertrouwen. Dat zou je eigenlijk allemaal willen vertellen. Maar het is niet het juiste moment, denk je. Op plannen en schema’s horen rechte lijnen. Die geven de illusie van controle over de elementen, van de maakbaarheid. Levende bomen, die de cyclus van het leven in zich dragen, en dat mysterie met ons willen delen, die zijn niet braaf genoeg. Je denkt het allemaal, in dat ene moment. Maar je zegt het maar niet. De bomen blijven in je hoofd. Daar mogen ze alles doen wat ze maar willen.

Woorden en beelden. Ze kunnen je innemen. Als een zachte bezetting van de plek die je bent.

Je bent op weg naar je kinesiste. Voor de wekelijkse afspraak. Allerlei dingen moeten gebeuren, zoals elke week. Om het stramme en knoestige lijf in beweging te houden. Magische handbewegingen zorgen daarvoor. En ook nog allerlei apparaten. Dingen om aan te trekken, eigenlijk. Je hebt een nieuw briefje. Voor weer zoveel beurten. Eigenlijk heb je nog nooit echt gekeken naar wat daar op staat. Misschien heb je wel allerlei mysterieuze aandoeningen. Merkwaardig woord trouwens. Of gewoon allerlei afwijkingen van ernstige aard, wat in jouw geval dan in wezen weer geen afwijking is. Waarschijnlijk zullen op het briefje ‘klachten’ moeten worden neergeschreven. Daarmee zou je dan naar je eigen klantendienst kunnen gaan. Maar die dienst is nooit open, denk je. Maar er staan geen klachten op het briefje. Wel de formulering ‘chronisch ruglijden’. Dat is wel heftig. Vooral dat lijden. Je bekijkt jezelf even in de grote etalages, terwijl je verder loopt. Lijden? Chronisch en rug, dat klopt natuurlijk. Maar lijden? Dat lijkt belangrijker dan gewoon pijn. Alsof je nog iets extra’s moet doen. Iets met opgeheven hoofd. Iets met erkenning. Dat het lijden een normaal deel is van het normale leven, dat weet je. In je hoofd. Maar dat dat lijden nu ineens betrekking zou hebben op die chronische rugpijn, daar heb je nog nooit over nagedacht.

En de verwarring die het met zich mee brengt. Je zou het moeten kunnen bespreken met een boom, denk je nog. Zo’n mooie oude treurwilg. Iedereen die ooit in de buurt van een treurwilg woonde, heeft daar nog herinneringen bij. Jij zag er ook een vroeger, toen je klein was. Je moest enkel uit het raam kijken, en daar stond hij. Die boom was er altijd. En als er veel wind was, en de boom verloor een grote tak, of als er een onweer was, en de bliksem raakte de boom, dan leek het alsof iets in jou was geraakt. Dan was het misschien wel alsof de treurwilg had geleden. En dat kon je voelen. Die boom wist iets. Die had alle verhalen in zich opgeborgen. Al het verdriet, al het lijden van anderen. En toch bleef de boom zo rustig zichzelf, zo stil soeverein. Iets in jou wou ervan uitgaan dat die boom daar altijd zou zijn, alleszins ver voorbij jouw leven. En niets of niemand mocht die boom pijn doen, toch niet zoveel dat het lijden zou worden. Hoe kun je naar zo’n mooie boom kijken, en dat alles niet zien? Denk je.

Geen opmerkingen: