Waarschijnlijk
heb je nog een analoog hoofd. De digitale instrumenten en mobiele telefoons
zijn handig om te gebruiken, maar altijd nog een beetje spannend. Dat lijkt
niet helemaal over te gaan. In een gewone telefoon kun je altijd nog een beetje
kijken. Dan zie je de ander aan de andere kant, hoor je die ademen. Dat gaat
via een kabel. Dat is nog helder allemaal. En het komt nog dicht bij het gewone
gesprek.
Bij het
schrijven van een brief of kaart kun je je helemaal op het hier concentreren,
en kun je daarna de omslag netjes in de brievenbus droppen. Dat is lekker
overzichtelijk. Dan zie je de postbode voor je die de brief in de gewenste bus
steekt. Je ziet ook meteen het gezicht van de bestemmelinge die de omslag opent
en – hopelijk – begint te glimlachen.
Je las het
onlangs nog in een artikel. Dat oudere mensen bij een mail nog altijd denken
aan een brief. Dat zou wel eens kunnen kloppen. Eerlijk gezegd denk je dat soms
nog altijd als je op de knop ‘verzenden’ duwt. Dat die mail dan op stap gaat
door de straten van het elektronisch netwerk of zo, en dan ergens binnenkomt,
na even aankloppen.
In je hoofd
zit er dan altijd nog een tijd tussen hier en daar. Je woorden doen er even
over eer ze de ander bereiken. Je kunt er dan over nadenken bij het schrijven,
en het lijkt alsof de ander ze ook anders zal lezen dan in de gewone
vluchtigheid.
Natuurlijk
heeft elk medium een eigen soort taal en gebruikswaarde. Voor zo’n bericht is
de telefoon beter, voor een ander een mail, of dan weer een sms, of een chat. Elk
medium heeft een eigen vertrouwelijkheid, en zelfs met een analoog hoofd kun je
leren wat je waarvoor gebruikt. Heerlijk eigenlijk.
Maar blijkbaar
zijn er toch grenzen in je hoofd. Alsof je je de verschillende instrumenten
kunt voorstellen in een soort geografische nabijheid. Je kunt ongeveer zien
waar de persoon is die je een bericht stuurt. Je stelt je dat voor, en je denkt
de persoon en de plaats erbij, bij een sms of zo. En dan klopt het nog altijd.
En dan
ineens krijg je een chatbericht van iemand die je kent die in Rio de Janeiro
zit. Hij stelt je een vraag, je antwoordt, hij antwoordt weer, en stuurt dan
een mail met een tekst, die onmiddellijk binnenvalt, jij leest, en antwoordt
dan terug, via de chat, en voor alle zekerheid ook nog via de mail. En dan
begint het in je hoofd even te tollen. Die man zit dus helemaal aan de andere
kant van de wereld en stelt je zomaar een vraag, alsof hij de in de kamer
daarnaast zit. En dat gaat dan zo heen en weer. En ineens krijg je allerlei
voorstellingen over dikke kabels op de zeebodem of zo. Je ziet dan dat jouw
woorden door een stel kabouters worden samengeperst en dan kanongewijs door die
kabel worden gejaagd om ergens aan de andere kant weer uit te komen. En zoals
je je vroeger ook al afvroeg hoe het kon dat een pilletje de juiste plek in een
lichaam kon vinden, zo vraag je je nu af hoe die ingepakte woorden op
wonderlijke wijze op de juiste plek terechtkomen. Misschien daarom ook nog,
voor alle zekerheid, hetzelfde bericht in de mail zetten. Want een mail heeft
toch een hoger briefgehalte. Of zoiets.
En wat dan
met een chatbericht van iemand die je kent en die wel dichtbij is? Dat lijkt
heel dichtbij. Voor jonge mensen, met digitale hoofden en voorgeprogrammeerde
bionische supersnelle sms-duimen is het allemaal anders waarschijnlijk. Maar tegenover
een chatbericht lijkt een sms nog altijd een beetje op een analoge fiets,
gewoon trappen dus. Terwijl een chat al minstens een elektrische fiets is. Raar
hoe een chat zo dichtbij is, en zo gelijktijdig. Bijna alsof er dimensies
gecondenseerd zijn. Woorden ook, ze lijken een beetje vlakker. Hebben iets
minder zwaartekracht in zich.
Misschien worden
woorden in een digitaal hoofd geheel en al gewichtloos. Jouw hoofd is nog
altijd verknocht aan de aardsheid ervan, aan hun fysieke gewicht. De
mogelijkheid dat ze altijd nog in een medium, een plek, bewaard kunnen worden
waar er tijd nodig is. Tijd tussen het zoeken en het afwegen, tussen het
verzenden en het ontvangen, en tussen het openen en het lezen. Als die ene
mogelijkheid er nog altijd is, is het ook even spannend om de andere
mogelijkheden met een beetje aarzeling te gebruiken. Als je je in je hoofd maar
een plek kunt voorstellen waar de ander is.
2 opmerkingen:
de kamer hiernaast.
Dag Jan,
de eenheid van afstand wordt niet langer uitgedrukt in parasangen of kilometers.
Afstand, is een gevoel, Jan.
Nog een mooie dag.
PS.
Sprak men vroeger niet van 'dagreizen' als het over afstand ging ...
en manen (maanden?) voor tijd en wachten ... in verwachting...
Afstand is een gevoel. Misschien wel. Ik heb soms nog wel nood aan dat gevoel blijkbaar, om beter dichterbij te kunnen komen, of zoiets. Ik weet het niet zo goed. Mooie dag nog.
Een reactie posten