23 juni 2012

Wat is er nog meer nodig

De voorbije dagen moest ik regelmatig terugdenken aan de vraag van een scholier, een tijdje geleden, toen ik een voordracht ging geven over duurzaamheid. “Maar meneer, denkt u niet dat we, als het echt heel erg wordt met de planeet, toch zullen handelen?” En ik vond het moeilijk om anders dan naar waarheid te antwoorden: “Maar hoeveel erger moet het nog worden? Wat hebben we nog meer nodig?”

Die vraag spookt door mijn hoofd, nu we de afloop kennen van de wereldconferentie voor duurzame ontwikkeling, Rio+20. Je kunt dingen altijd van de positieve kant bekijken natuurlijk. De mensen die namens ons land onderhandeld hebben, die de voorbije jaren dag en nacht gezwoegd hebben om er iets beter van te maken dan het nu is, zij verdienen natuurlijk lof. Natuurlijk waren er te veel verwachtingen geprojecteerd op die ene bijeenkomst. Natuurlijk kan die ene vergadering niet voor de totale omslag zorgen. En natuurlijk moet je altijd verder kijken, en elk aanknopingspunt in de (zwakke) eindtekst aangrijpen om alsnog zaken in beweging te krijgen in de uitvoering nadien. Misschien is het wel zo dat we binnen enkele jaren met een ander oordeel kijken naar wat er wel en niet gebeurde in het verre Rio de Janeiro. Maar helemaal gerust ben ik er niet in.

Ik begrijp de woede van die vele vertegenwoordigers van de civiele samenleving, ook aanwezig in Rio, helemaal. Het is ook de mijne. Je kunt eindeloze analyses maken over de spanning tussen wat haalbaar is en wat nodig is. Je kunt wijzen op het effect van de economische crisis. Je kunt kijken naar de veranderende machtsverhoudingen in de multipolaire wereld. Je kunt het hebben over de inherente traagheid van instellingen. Dat is allemaal niet zo moeilijk, en redelijk voorspelbaar.

De reactie van veel aanwezige en het goed menende politici en wetenschappers is er een van: “We weten dat dit resultaat tienmaal te weinig is, maar we moeten ermee doorgaan nu.” Zo’n stelling is eigen aan elke onderhandeling, en is normaal ook best eerbaar. Wat nu niet kan, kan later altijd nog wel. Maar dat laatste geldt eigenlijk helemaal niet in dit geval. En misschien moeten we toch beter kijken naar het eerste deel van die zin dan naar het tweede.

Velen hebben blijkbaar nog altijd niet de ernst van de ecologische crisis begrepen, of willen dat niet doen. Het milieu is niet de toeschouwer van de belangenconflicten tussen groepen en landen, het is de arena zelf. Je kunt niet aan het veranderende klimaat vragen om even een jaar of twintig te wachten met opwarmen tot wij tijd genoeg hebben gehad om een betere tekst te onderhandelen dan die van Rio+20. Je kunt niet aan de oceaan vragen om voor een jaar of twintig te doen alsof de dramatische uitputting van de visreserves een soort boze droom is. Je kunt niet van de bodem ‘eisen’ dat er meer grondstoffen in zouden zitten. We kunnen niet doen alsof we nog alle tijd hebben, want dat is niet zo. Het is niet omdat je tigmaal in je tekst schrijft dat er ‘sustained economic growth’ moet komen, dat die überhaupt mogelijk is, in de werkelijke wereld dan. Je wensen hardnekkig voor werkelijkheid nemen is misschien niet zo erg als het gaat over een onbereikbare geliefde, het is het wel als het gaat over de planeet.

In de aanloop naar Rio+20 zijn opnieuw heel wat studies verschenen over de toestand van de planeet. En – het wordt blijkbaar vervelend voor sommigen – maar er is geen enkele aanwijzing dat die toestand niet ernstig zou zijn, integendeel. We komen waarschijnlijk steeds dichter bij enkele kritieke omslagpunten. Punten waar het kantelt. Waar ecosystemen in elkaar kunnen storten. Waar klimaatverandering overgaat in klimaatchaos. Points of no return, als het ware.

Maar als een zwaar aan roken verslaafde gaan we met die informatie om. We weten dat het erg is, we weten dat het dodelijk is, maar we denken dat we niet anders kunnen. We maken onszelf iets wijs, met verhalen over de beruchte nonkel van 95 die nog elke dag zijn sigaretje rookt. Het zou wel eens niet waar kunnen zijn, al die zogenaamde doemverhalen, dus kunnen we beter doorgaan zoals we bezig zijn. Misschien moeten we ons proberen voor te stellen dat het wel waar is, en ernaar handelen. De echte doemdenkers zijn zij die zich cynisch van de werkelijkheid hebben afgesloten. Zij die de werkelijkheid echt onder ogen willen zien, en willen kiezen voor alternatieve sporen – weliswaar moeilijk, maar haalbaar – zij zijn de nuchtere realisten.

Verslaving aan een levenswijze die we hebben gepromoot als universeel na te volgen, maar waarvan vanaf het begin al duidelijk was dat die maar voor een kleine groep aardbewoners mogelijk zou zijn, en dat voor een beperkte periode. We botsen keihard tegen de ecologische grenzen, en hebben die in veel gevallen al lang overschreden. En net op dit moment willen meer mensen zich die levensstijl eigen maken die elke dag uit onze reclames buldert. En dat kan alleen maar tot een hevig conflict leiden. Landen als de VS willen hun ‘verworven’ rechten op een levensstijl met een zware voetafdruk niet in vraag stellen. Nieuwe groeilanden als China of Brazilië eisen zonder scrupules hun ‘recht’ op diezelfde levensstijl op. En de armste landen willen niet het uitzicht verliezen om ooit ook daar te komen waar de anderen ‘al’ zijn, en zij ‘nog niet’. Begrijpelijk is het allemaal best, en het zou niet eens zo erg zijn als we een stuk of vijf aardes hadden. Alleen hebben we die niet.

Je zou zelfs kunnen zeggen dat in zekere zin een genadeloze eindstrijd is ingezet, als we het tij niet kunnen keren. Het geldt voor de klimaatverandering, die al te ver gevorderd is. Het geldt voor de nakende uitputting van allerlei grondstoffen of ecosystemen. De ecologische gulzigheid van een mondiale minderheid gedurende een extreem korte periode van de menselijke aanwezigheid op deze aarde heeft te veel gevraagd. Als, bij wijze van spreken, de hele EU van vandaag op morgen geen gram CO2 meer zou uitstoten, dan zou dat niet meer volstaan om aan bv. de Afrikaanse landen volop ruimte te geven voor een klassiek ontwikkelingsmodel. Het wantrouwen van de armste landen tegenover de rijke geïndustrialiseerde landen in de klimaatonderhandelingen werd ook duidelijk in Rio. Het besef groeit dat wat anderen konden voor hen nooit meer bereikbaar zal zijn. Bij wie al verslaafd was, is er een houding van: heel even nog, eentje nog, ik wil nog even doorgaan want nu kan ik nog niet stoppen, maar morgen wel. Bij wie machteloos moest toekijken, is er frustratie en het gevoel van iets ontnomen te worden dat je zo graag wilde. En zij die het meest te verliezen hebben, omdat ze helemaal vastzitten in het oude model van een op olie gebaseerde materiële welvaart, of omdat ze er nu eindelijk dichtbij lijken te zijn, zij zullen waarschijnlijk ook het meest hardnekkig de onaangename werkelijkheid van de ecologische grenzen willen ontkennen of voor zich uit schuiven. En in de oude schema’s van ‘belangen’ in een wereld die wil geloven in de illusie van de ‘nationale soevereiniteit’ is zo’n houding een vorm van Realpolitik. In de reële wereld van een planeet die lijdt aan chronische stress is die houding er een van blind, maar jolig zingend, naar de afgrond rijden, weliswaar op efficiënte wijze…

Het is niet zo moeilijk te weten hoe het met de planeet gesteld is. Er is meer dan genoeg informatie beschikbaar. We weten nog niet alles tot na de komma, maar we weten alleszins meer dan genoeg om te handelen. En we weten zeker genoeg om vanuit het systematisch toepassen van het voorzorgsbeginsel die dingen niet te doen die een te grote impact kunnen hebben. Wat de beste oplossing zal zijn voor probleem x of y weten we vaak nog niet, maar dat is niet noodzakelijk slecht. Wat we nodig hebben, is eerlijkheid. We kunnen eindeloos nieuwe woorden bedenken die lijken op ‘groei’, en zo voor onszelf de illusie ophouden dat het uiteindelijk allemaal nog wel zal kunnen. Waar het op aankomt, is het effect op de werkelijke wereld. Hoe we het ook noemen, of het nu slimme, gewetensvolle en van goede bedoelingen doordesemde groei is, of met zonnebloemen doorweven inclusieve ontwikkeling, dat maakt niets uit. Het enige wat telt, is of we erin zullen slagen om op korte termijn de reële impact op de planeet in absolute termen drastisch naar beneden te krijgen.

Om dat te weten, hadden we Rio niet nodig, we wisten het al. Om dat op te lossen hadden we Rio erg goed kunnen gebruiken. Jammer maar helaas. Maar we hebben ook de illusie niet nodig dat Rio het in onze plaats had moeten oplossen, waarna wij allemaal rustig verder konden met ons leven. Dat zou in zekere zin te gemakkelijk zijn.

Ons welvaartsmodel in vraag stellen is de enige uitweg. En dat betekent vooral de norm van welvaart zoals wij die nu kennen, zeker niet het idee dat iedereen evenveel recht heeft op een waardige welvaart. Als we willen, kan dat geruislozer dan we denken, al zullen we sommige heilige huisjes in vraag moeten stellen. Sommige dingen lijken misschien revolutionair, maar zijn het in wezen helemaal niet. Stel dat alle auto’s die we gebruiken zo gemaakt zijn dat ze volledig kunnen gedemonteerd en hergebruikt worden, zonder verlies aan grondstoffen. Stel dat ze geen luchtvervuiling veroorzaken. Stel dat dan ook nog eens al die auto’s deelauto’s zouden zijn. Stel dat we er dan tegelijk ook nog voor zorgen dat je overal veilig kunt fietsen en dat je een efficiënt openbaar vervoer hebt. Dan blijft de dienst ‘verplaatsing’ even ruim beschikbaar. Alleen zullen er veel minder auto’s het grootste deel van de week ongebruikt staan weg te roesten en zullen we veel minder grondstoffen nodig hebben. We moeten dan misschien ons idee van privébezit in vraag stellen, maar dat wijzigt niets aan onze welvaart. Stel dat we ons vleesverbruik serieus verminderen, en kiezen voor andere vormen van voeding die minstens even voedzaam zijn en veel minder beslag leggen op de planeet, dan zou dat wel degelijk een grote omwenteling kunnen betekenen. We zullen niet verhongeren, we zullen integendeel veel meer mensen goed kunnen voeden. Misschien moeten we een stuk van onze luxe opgeven, maar we hebben zo wel een wereld te winnen.

Wat is er nog meer nodig? Eigenlijk niets. Alle kaarten liggen op tafel. Wie hardop zegt dat er eerst nog ergere rampen moeten gebeuren eer men het zal inzien, is misschien in de feiten wel even cynisch als wie zichzelf wil wijsmaken dat we nog alle tijd hebben. Het officiële gedeelte van Rio+20 bleek niet veel meer dan een zelfgenoegzaam achterhoedegevecht van omtrekkende bewegingen, en dat ondanks alle goede bedoelingen van zovelen. Misschien zijn woede en teleurstelling nu wel productiever dan glimmende gezichten in glanzende pakken. De scholier die de vraag stelde, verdient alleszins beter dan het schuldig verzuim van ‘nu nog even niet, ik wil deze laatste nog…’.

Geen opmerkingen: