03 november 2012

Muskrat Ramble


Hoe het klonk in 1926. Je grootvader was toen 26. Zo lang is het geleden. En tegelijk lijkt het zo dichtbij. Net buiten bereik, zoiets. Bijna aan te raken. De hele dag al is Louis Armstrong in je buurt, die van de jaren 20. Het was er een goede dag voor, om een of andere reden.

Sommige gedachten hebben tijd nodig. Ze zoeken zich een weg door je lichaam, na een onrustige nacht. Je hoofd een ander tempo dan de rest van dat lijf. Tot ergens de dingen elkaar weer vinden.

Al die ideeën, al die beelden. Ze staan te dringen. Eens ze er zijn, kunnen ze niet zomaar weer weg. Ze moeten gewoon zachtjes door je huid schuiven. Het moet wachten tot je weer alleen bent. Pas dan begint iets van je adem te vertragen, en kun je alles uitspreiden, een voor een, naast elkaar.

Misschien is er iets in die muziek dat de ruimte verandert rondom jou.

En zo leggen mooie gesprekken zich na een tijd weer neer. Daar waar je ze beter kunt bekijken, waar ze aanraakbaar geworden zijn. Waar ze zich kunnen nestelen in je landschap.

Het moet iets zijn als het getij, dat het zand betast. Hoe je heen en weer gaat tussen samen zijn en daarna alleen willen zijn, om weer samen te kunnen zijn, waarna je weer alleen wilt zijn, om het samen dat er was te kunnen bekijken, te laten schuiven door je poriën, tot het daar is waar het moet zijn. Tot het wordt tot sediment in je huid.

Dat het op zo’n mooie manier veel kan zijn, een ander tegenover jou, en enkel de woorden, en hoe ze bewegen, in alle tijd. En hoe dankbaar het je kan maken. Dat je alleen daar kunt zijn, op die plek.

Ook in die muziek is er veel. Op een afstand. Je kunt kijken naar hoe alles beweegt. Waar dat alles vandaan komt, je zult het nooit begrijpen.

Hoe je na het laatste bezoek weer thuiskomt. Iets verandert al, zodra je de deur achter je sluit. Je voelt het, ergens in je buik, ergens in je nek.

Hoe eb en vloed naar elkaar kunnen verlangen, ondeelbaar. Pas in het terugtrekken kun je het water beter zien. Zo gaat het altijd.

Zo kun je ook naar je stem kijken. Hoe ze klinkt, hoe ze beweegt. Hoe ze soms een beetje van je wegdrijft, hoe ze weer terug kan komen.

Misschien kun je zo iets over jezelf leren.

En de rituelen van het opruimen. Rustig alles afwassen, en weer de kast in. De muziek kijkt toe. Ze zorgt voor een ergens. Een ergens dat ver genoeg is om dichtbij te kunnen zijn.

Misschien kun je jezelf zien als getij. En is het goed om die vorm van water te zijn.

En alles wat je zou willen zeggen, er zal altijd nog genoeg zijn voor een andere keer. Denk je.

Het zou kunnen eindigen met West End Blues. Voor nu dan toch.

Geen opmerkingen: