08 november 2012

Toch maar geen Wagner


Ik leerde haar pas echt kennen tijdens de pauze van een Wagnerconcert. Ik had haar daarvoor gezien op het perron. En eigenlijk had ik haar nog daarvoor gezien, in een wat ongemakkelijke positie.

Het zit zo. Op weg naar het werk zijn er werken bezig (ja, dat is tweemaal werk), tussen het station en de toren waarin ik werk (veel werk dus). Daardoor moet je een straatje omlopen. Het is een wat raar straatje. Om een of andere reden zitten er allerlei mevrouwen in het raam. Dus ook ’s morgens vroeg al. Het lijkt me niet zo praktisch allemaal. En het moet ook wel koud zijn, om daar zo te zitten in je ondergoed. Om een of andere, waarschijnlijk dezelfde, reden hebben ze blijkbaar geen zin om zich aan te kleden. Ik heb het een paar dagen in het oog gehouden, wat ze nu eigenlijk zitten te doen daar. De ene kijkt naar de televisie, een heel klein schermpje. De andere zit te breien, en roept tussendoor iets naar mensen die voorbij lopen (vooral naar de mannen, heb ik de indruk). En nog een andere doet blijkbaar meer aan cultuur. Op de vensterbank ligt een stapeltje boeken. En net als in de trein wil ik altijd graag weten wat andere mensen lezen. Boven op de stapel ligt Het Vaginaboek van Goedele Liekens. Dat schijnt een nuttig boekwerk te zijn, met allerlei tips over tuinieren, of zoiets. Maar als er nog mensen zijn die denken dat er nauwelijks Nederlandstaligen zijn in Brussel? Zo zie je maar.

In elk geval, vorige week op het perron werd ik aangesproken door een zwarte mevrouw. Ze heette Victoria. Of ik niet die jongen was met dat grappige groene mutsje, wou ze weten. Altijd wel leuk als iemand je jongen noemt, vooral als die zelf een pak jonger is dan je zelf bent. Ik zei dat ik inderdaad een groene muts heb. Ik moest nog wel iets doen aan het loopje, zei ze ook.

Ik wist nog altijd niet waar ze me dan gezien had. In het straatje, zei ze. Met die ramen. En met het boek van mevrouw Liekens. Dat was zij dus. Of dat toch niet heel koud was, wou ik meteen weten. Ze legde het me allemaal uit. Ja, het is wel koud, maar dat minuscule ondergoed, uitgestald over die gracieuze vormen, is wel van Damart. Sommige strategische plekken blijven dus toch warm. En wat je niet ziet van buiten, ze heeft meestal dikke sokken aan. Soms wel twee paar. (Het is algemeen geweten dat vrouwen gemakkelijk koude voeten hebben. Heeft iets met de haarvaten te maken. Victoria bleek geen uitzondering te zijn.)

Victoria woonde in Sint-Truiden, en nam elke dag gewoon de trein naar het werk, net als ik. Weliswaar naar een ander soort werk, maar goed. Ze stapte mee in dezelfde trein, we konden nog voor een stukje samen blijven zitten. Ze had me al een paar keer opgemerkt, vertelde ze. (Het blijft een verontrustende gedachte, dat mensen mij opmerken. Zal misschien aan dat loopje liggen.) Ze was ervan overtuigd dat ik een artistiekerig type was. Dat had ze aan mijn handen gezien. (Niets is nog veilig…)

Ze had twee grote passies: de boeken van Michel Houellebecq en de muziek van Richard Wagner. Dat was even slikken. De twee heren in kwestie zijn niet echt mijn ding, eerlijk gezegd. Maar een mens moet altijd vriendelijk blijven natuurlijk. Ze stelde me een lichtjes ontregelende vraag. Of ik niet met haar mee wilde gaan. Ik moest onwillekeurig aan dat ondergoed van Damart denken, maar ze had een geheel andere intentie. Het ging over een Wagnerconcert, diezelfde avond. Haar achterneef, die mee zou gaan, had ineens geen zin meer. Dat had dan weer iets te maken met So You Think You Can Dance, op de televisie. Ze had hem nog uitgelegd dat er iets bestaat als een digicorder, maar hij had geantwoord dat je zo’n dingen live moet zien. Onzin natuurlijk. In elk geval, ze had dus nog een kaart over. Ze ging nu even op en neer naar huis, om een ander kleed aan te trekken en van schoenen te wisselen.

O jee, Wagner. De onderhuidse vermoeidheid sloeg helemaal toe, ergens ter hoogte van de aansluiting van de nek en de schedel achteraan, altijd een gevoelige plek. Maar, in het kader van de zelfopvoeding probeer ik niet altijd nee te zeggen op dingen die vreemd, of mogelijk een klein beetje beangstigend zijn. (Ik maak vorderingen, durf het zelfs al aan naar een bioscoop te gaan met hopen popcornverslindende wezens rondom mij.) Victoria keek me diep aan, heel diep, en fluisterde daarna iets in mijn oor. Het had met dat mutsje te maken, denk ik, ik ben niet helemaal zeker.

Enkele uren later zat ik met haar in de schouwburg, voor een Wagnerconcert. En daar leerde ik haar dus echt kennen. Tijdens de derde van zeven pauzes. Of ik het ook zo vreselijk vond, die mensen die heten en noemen verwarren, vroeg ze. Een schot in de roos. (Soms weet je niet waarom iemand dagen in je hoofd kan blijven hangen, waarom je ’s nachts ligt te woelen in bed, rusteloos, met je buik in een kramp. Het gaat over een of andere snaar, diep in jou, die betast is door een zielsverwant. Soms is het ook gewoon acute zinsverbijstering natuurlijk, geheel en al buiten jouw wil om.)

De derde pauze vloog voorbij. Van het Wagnerconcert kon dat iets minder gezegd worden. Bij de vierde pauze probeerde ik het onderwerp voorzichtig in de groep te werpen. Wat is er mis met Bach? Dat zei ik. Bach brengt me telkens weer in een hogere sfeer. Zelfs als ik het wat rommelig op mijn oude piano thuis zit te spelen, zie ik de muziek nog voor mij. En als andere handen die toetsen beroeren, terwijl ik de afwas doe, lukt het ook nog. Maar Wagner… Als Victoria mijn geliefde was geweest, zou ik haar uitleggen dat ik veel wil doen voor de liefde, maar dat er toch grenzen zijn. Wagner is zo’n grens voor mij.

Victoria keek me bedroefd aan. Er was duidelijk ergens een diepere verwantschap tussen ons. Haar weerzin tegen het foutief gebruik van het woord weerhouden was even diep als die van mij. Maar dat ik haar niet kon volgen in Wagner (en ook niet in Houellebecq) dat vond ze jammer, heel jammer.

Een mens moet vriendelijk blijven. Ik heb het nog volgehouden tot de vijfde pauze. Toen moest ik afscheid nemen van Victoria. Ze begreep me wel. En ze vond me wel dapper. Tot nu toe had niemand het met haar tot de vijfde pauze uitgehouden. Ze zei dat we zeker BFF zouden blijven. (Moest ik thuis meteen opzoeken, iets als: goede vriendjes voor altijd.)

En elke morgen wuift ze nu naar mij, door het raam. En ik neem even mijn mutsje af, en maak een sierlijke beweging, beengewijs dan. Een soort poging tot pirouette of zo. Dan fonkelen haar mooie ogen even. En dat kan ze gebruiken, in dat gure en tot triestigheid aanzettende kleine straatje. Misschien breng ik haar nog wel eens een ander boek, om boven op de stapel te leggen. Boven op Goedele Liekens. Een veggie kookboek of zo, dat is ook goed om te dromen van wat zou kunnen zijn.

1 opmerking:

Pierre zei

Wat een bijzondere ontmoeting, welhaast om jaloers van te worden ;-)