23 november 2012

Zwartapieta

Ze stond ineens voor mijn deur. Of eigenlijk, toen dacht ik nog: hij stond ineens voor de deur. Als de bel gaat, kun je in zo’n schermpje zien wie er voor de deur staat. Maar nu zag ik eigenlijk alleen een donkere vlek. Ik liet hem binnen, en pas in de gang zag ik wie hij was, want daar stond Zwarte Piet.

Zwarte Piet had een nogal vrouwelijke stem, een beetje zwoel zelfs. En ook zijn manier van bewegen zou die van een vrouw kunnen geweest zijn. Hij kwam een beetje verlegen binnen, en bleef wat staan dralen in het halletje. Of hij even binnen mocht komen, hij moest ergens binnen zijn, wilde er even tussenuit.

Ik liet hem binnen, we gingen aan de tafel zitten. Hij wilde wel een glas rode wijn. En ik dacht de hele tijd dat Zwarte Piet een vrouw was. Soms kun je dat zien aan mensen, dat ze een vrouw zijn. Ik dacht, ik moet het vragen, misschien wordt hier zo wel een groot mysterie onthuld.

‘Ja, ik ben een vrouw. Er zijn er wel meer bij. Wij zijn de Zwartapieta’s. De Sint spreekt dat altijd uit als piëta, maar dat vind ik wel een beetje akelig. En met ons uniform valt dat allemaal niet zo op. We hebben van die pofbroeken en pofjasjes, en dan kun je al wat verbergen. Zelfs als je wat forser gebouwd bent. Dan zie je dat niet eens, tenzij als je een kenner bent. Het is soms wel een beetje lastig voor die pieta’s in de schouw, maar dat went wel. Ik heb daar met mijn figuur niet zoveel last van, zoals je ziet. Ik moet alleen een beetje op de billen letten.’

De billen, op die manier. Ik voelde dat ik weer allerlei belangwekkende informatie zou te weten komen.

‘Ja, die billen. Dat is soms een beetje lastig. Want een van mijn afwijkingen is ijsjes in de regen. Ik eet graag ijsjes in de regen, ik weet niet waarom, maar het is zo. Heeft misschien iets te maken met de symbiose die dan ontstaat tussen regen en ijsje. Ik was zo opgedraaid vanavond. Ik ben nog de halve stad doorgelopen op zoek naar een ijsjeszaak. Maar niets gevonden. Nogal logisch eigenlijk, het is al november. Ik zal dat ijsjesverlangen maar proberen weg te mediteren straks.’

Het rare was, synchroniciteit, dat ik zelf al de hele avond zin had in een ijsje. Chocolade-ijs, of mokka, of iets met rum in, of amaretto. Ik had die gedachte net bijna verdrongen toen zij binnenkwam.

‘Weet je, ik heb het even gehad. Heb jij dat nooit? Dat je denkt: nu even niet, ik wil even niet meer, ze kunnen allemaal de dinges in, of zoiets? Het is niet meer zoals vroeger. De Sint staat zo scherp tegenwoordig. Dat komt ook door de crisis in Spanje, denk ik. Hij trekt zich dat allemaal zo erg aan. Eigenlijk is de Sint een watje. Je zou dat niet zeggen, als je zijn baard ziet, maar het is wel zo.’

Wat er dan zo erg was, wou ik weten.

‘Heb je dat stomme Sinterklaashuis al gezien? Man, man, man, wat een miserie. Maar we moeten daar wel aan meedoen. De Sint zit daar dik tegen zijn goesting. Maar het heeft te maken met sponsorcontracten, de Sint kan daar niet onderuit. Dat komt ook door de crisis. Hij moet allerlei trucs bedenken om toch nog genoeg speelgoed voor iedereen bij elkaar te harken. Niet simpel allemaal. En ik ben even weggelopen, ik werd een beetje misselijk van al die commercie. En die kinderen, die worden daar helemaal gestoord van. Zo hebberig en wegduwerig. Laat me maar even nu, het gaat wel over. Kun je me misschien even het huis laten zien? Dat zal me wat afleiden.’

Ik liet haar alles zien. De stoel met de naam Theo. De beer in bed, nog steeds zonder naam. Het dekentje bij de televisie. Ook zonder naam. En ook de opdraaizaklamp op de kast. Altijd een succes, die lamp.

‘Weet je, het is niet alleen de Sint. Vanmorgen ging het helemaal fout. Met mijn vriendin. Zij werkt ook als Zwartapieta. Dat is wel goed, in deze tijden, allebei een vast job. Maar het ging dus fout. Vanmorgen in bed maakte ze me ineens wakker. Ze wou van me weten of ik exact kon vertellen hoe lang we nu al samen zijn. Ik kwam van heel ver, zat midden in een droom die ik eigenlijk niet aan haar kan vertellen. En ik wist het niet. Man, man, man. Nu, eerlijk gezegd, als ze het me ’s namiddags om drie uur had gevraagd, zou ik het ook niet geweten hebben. Is dat nu zo belangrijk? In mijn hoofd zijn we al een eeuwigheid samen, en zullen we dat nog een eeuwigheid blijven. Eeuwig, is dat niet genoeg dan? Voor haar niet blijkbaar. Ze vond mijn niet weten een bewijs van te weinig aandacht, te weinig oprechte liefde. Te weinig liefde? Je moest eens weten… Nou, als je haar zou zien, in haar diep uitgesneden bedhemdje… Gelukkig ben ik de enige die dat mag zien. Maar zij dacht er anders over. Ze liep weg, en ze heeft van de hele dag nog geen woord tegen me gezegd. Ik heb mijn best gedaan om het goed te maken. Maar dat is ook niet zo simpel, als je aan het werk bent. En elkaar kussen, dat mag al helemaal niet. De Sint heeft daar geen probleem mee, maar in het contract van dat fucking Sinterklaashuis staat dat de pieten elkaar niet mogen kussen. Kun je dat nu geloven?’

Ze bleef nog een tijdje doorrazen. Tot na haar derde glas rode wijn. Toen werd ze rustiger. En ook een beetje snotterig.

‘Normaal ween ik nooit, als er andere mensen bij zijn. Alleen kan ik me wel laten gaan, maar met andere mensen in de buurt, liever niet. Het zal aan de wijn liggen. Ik wil het zo graag weer goed maken met mijn vriendin. Wat zou ik kunnen doen, denk je?’

Ik legde haar de fluistertruc uit. Ik fluisterde haar enkele dingen in haar oor. En die moest ze dan ook bij haar vriendin in het oor fluisteren. Het is een geheime formule. Ze werkt altijd. Ze begon breed te glimlachen. Ze kuste me op de wang. (En ik kan het bevestigen, de kleur van een Zwartapieta, dat gaat niet af, er was geen vlek te zien op mijn wang. Professioneel materiaal.) Ze fladderde zo ongeveer naar buiten.

Ik zag haar verdwijnen, als een zwarte vlek in de nacht. Ik weet wel zeker dat alles weer goed gekomen is. Je moet blijven geloven in de liefde, je kunt niet anders. En in ijsjes in de regen ook natuurlijk.

Geen opmerkingen: