17 februari 2013

Soms wil je leeg worden

‘Zou jij dat nooit willen, zo af en toe, dat je helemaal leeg een kamer kunt binnenkomen?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Leeg, zonder gewicht. Dat er niets is tussen jou en een ander. Dat je af en toe niet door je eigen verhaal, je eigen geschiedenis heen moet kijken. Maar dat je alles af zou kunnen leggen. Samen met je kleren.’
‘Om wat te doen?’
‘Om zo tegenover een ander te kunnen staan. En dan naar elkaar te kijken in die leegte van het nu dat er dan is.’
‘Zou het ook niet beangstigend kunnen zijn denk je?’
‘Misschien wel, ik weet het niet. En je kunt het ook nooit weten waarschijnlijk.’
‘Dat je dan echt een ander voor het eerst ziet?’
‘Ja, zoiets. Soms voel je toch dat je geschiedenis, wie je geworden bent, door hoe de dingen gegaan zijn, maakt dat je op een bepaalde manier kijkt of voelt. En je voelt dat je daar zelf doorheen moet, als je dichter bij die ander wilt komen. En tegelijk zie je die ander door je ogen zoals ze geworden zijn. Dus misschien zou je iets heel anders zien als die ogen zouden kunnen vertrekken vanuit een soort nulpunt.’
‘Maar zou je dan zelf niet heel erg kwetsbaar zijn? Want uiteindelijk heb je toch geleerd om het leven te overleven, op een of andere manier. En die kennis, of die gewoontes, of die rituelen, dat alles zit toch ook onder je huid. Als dat er allemaal niet zou zijn, op dat moment, dan ben je toch ook heel kwetsbaar.’
‘Ja, dat is waar.’
‘Soms zou ik het al fijn vinden om alleen al alle pijn achter te kunnen laten, bij de deur van die kamer dan. Dat dat hoekige lijf ineens bijna etherisch wordt of zo.’
‘En hoe het is als je elkaar vast kunt nemen dan.’
‘Misschien ben je dan wel heel soepel en zo, en kun je allerlei dingen doen die je nu niet kunt. Maar er zouden toch ook veel grappige dingen verdwijnen, zoals armen en benen die in de weg liggen of die je moet verschuiven omdat ze pijn doen en zo. Een deel van het gestuntel zou misschien wel verdwijnen dan.’
‘Ja, dat is waar. Maar als we nu zeggen dat het alleen in die kamer is, en alleen voor soms?’
‘Alleen voor soms, dat is wel een mooie gedachte.’
‘Weet je, ik twijfel soms zo. Aan de ene kant is die zwaartekracht van je verhaal die je voelt ook erg goed. Ze heeft ertoe geleid, af en toe toch, en voor enkele dingen, dat je een beetje rust hebt gevonden. Dat er dingen zijn die je een klein beetje begrijpt. Dat sommige dingen niet meer zo hoeven, omdat je weet dat er andere echt belangrijk zijn. Maar aan de andere kant ben je daar soms zo kwaad op. Als je iemand leert kennen, en je wilt die toelaten in je leven, dan moet je daar weer helemaal door, op een of andere manier.’
‘Is dat dan echt zo erg?’
‘Ik weet het niet. Er zijn natuurlijk allerlei vormen van toelaten in je leven, vormen van vriendschap, heel dicht en iets minder dicht. Dus je moet dat ook niet overdrijven allemaal. Je kunt maar zijn wie je bent door al die littekens. Maar heel soms zou ik, al is het maar voor heel even, willen voelen hoe het zou zijn zonder. Niet zozeer omdat ik iemand anders zou willen zijn, of een ander leven zou willen gehad hebben, maar wel om even te ervaren wat ik dan zou zien en voelen. Alleen maar dat.’
‘Ik begrijp wel wat je bedoelt. Het lijkt aantrekkelijk, maar toch denk ik dat ik het uiteindelijk niet zou doen, die kamer binnengaan. Ik zie je liever met je littekens, om even dat woord te gebruiken. Niet alleen is jouw lichaam daardoor mooier geworden, omdat het zo alleen maar jouw lichaam kan zijn. Het is ook wie je geworden bent. Soms kun je zo verontwaardigd zijn over sommige dingen. En dat is alleen maar zo door die littekens die de jouwe zijn. En van die verontwaardiging ben ik ook gaan houden. Je ogen veranderen dan, je lichaam spant zich op, je stem wordt anders. En als ik je zo zie, dan weet ik dat ik thuis ben, bij jou. En eigenlijk wil ik je niet zien zonder die dingen.’
‘Ik kan even niets meer zeggen nu...’
‘Zie je wel? Dat bedoel ik dus.’
‘En als we nu van die kamer een kamer in ons hoofd maken? En dat we alleen het leeg kijken overhouden? Dat je zonder enige filter naar de ander kijkt, maar dat er aan die ander niets verandert. Misschien is dat al meer dan genoeg.’
‘Dat is al meer dan genoeg, denk ik.’
‘Het voordeel is natuurlijk wel dat ik heel lang mag kijken.’
‘Hoezo?’
‘Ja, ik kan altijd zeggen dat het heel erg lang duurt eer ik leeg genoeg ben om echt te kijken.’
‘Daar kan ik wel mee leven, denk ik.’
‘Ja?’
‘Ja, maar alleen op oneven dagen.’
‘Dat is het leven.’
‘En zullen we nu verder scrabbelen?’

Geen opmerkingen: