24 februari 2013

Doe maar zacht


Terug op weg naar huis.

Het landschap daarbuiten is nog aangeraakt door de sneeuw. Het heeft de sneeuw aanvaard, zo lijkt het wel.

De andere kant van uitplooien, is dat inplooien? Je lichaam plooit in.

Je randen worden dun. Als rijstpapier. Je bent scheurbaar.

Je zou kunnen verdwijnen in dit ritme. Je zou willen verdwijnen in dit ritme.

En de man naast je. Hij zit zijn kleine dochtertje te wiegen in zijn armen. En bijna had je gevraagd of ze even op je buik mocht liggen. Jouw adem zou gezocht hebben naar een beweging. Je handen zouden je alles doen vergeten, alleen die adem niet. En zo zou de tijd voorbij gaan.

Een wat taaie vermoeidheid trekt zich nog niet helemaal terug uit je huid. Restanten die je niet willen verlaten, zo lijkt het.

Er is iemand die je iets in de oren zou willen fluisteren. Dit zou de ideale plek kunnen zijn.

De twee meisjes tegenover je praten onophoudelijk door. Zodra de ene een woordgaatje laat vallen, vult de andere dat meteen in. Over hoeveel lawaai mensen kunnen maken, over studentenfeestjes, en het lawaai dat ze veroorzaken. Dat ze daarbij zelf veel lawaai maken, denk je nog even. Het moet een kunst zijn, zo stilteontvluchtend te praten.

Iets in dat fluisteren zou zeggen: doe maar zacht, heel even, nu.

Je weet nu al dat je straks anders door de stad zal lopen. Bijna breekbaar.

En hoe je die ochtend vroeg buiten de sneeuw stond te ruimen. En hoe het heel voorzichtig opnieuw begon te sneeuwen. Als je met je lippen heel dicht bij je hand komt, en dan heel zachtjes blaast. Wat je dan voelt.

En als iemand je nu aan zou raken, dan zou die je zomaar uit kunnen gommen.

Het kleine meisje is wakker aan het worden.

Bij het uitstappen vraagt de treinmeneer iets over het doosje met flesjes bier dat je kreeg. Samen bekijken jullie de zes verschillende smaken. Hij wenst je veel plezier met het bier.

En het is inderdaad. Breekbaar.

Doe maar zacht, ja. Spreek heel voorzichtig, als je zou willen spreken. Laten we vooral kijken. Meer niet. En laat het lang duren.

Je flanken zijn onbeschermd. Daar zou je kunnen ingenomen worden.

Hoe zou het ondertussen zijn met het kleine meisje?

Je huid zou trillen, bij het bijna naderen, misschien.

Het is stil in de straten. De geluiden hebben zich teruggetrokken. Om je vrije doorgang te geven.

Je komt dichterbij. Zou dat zo zijn? Zou je dichter komen bij waar je wilt zijn?

En als er al woorden zouden moeten zijn, misschien zou je ze dan moeten schrijven in de huid. Met een onaanrakende aanraking. Met de inkt van wat je niet gezegd krijgt. En hopen dat ze begrepen worden.

De sleutel in het slot. Je bent weer thuis.

En alles wat buiten je bereik ligt. Alles wat je niet zult kunnen. Die handen die je misschien niet zullen kunnen redden van het falen. De verhalen leggen zich neer in de avond van het einde van de week.

Doe maar zacht. Voor nu.

Geen opmerkingen: