23 april 2013

All the dreaded cards foretell, Shall be paid



Soms komen woorden naar je toe waaien. Zomaar. Midden in de dag. Misschien is er een reden waarom. Waarom ze zich even losmaken uit je achtergrond, om dichter bij je ogen te komen. Misschien doen ze dromen van woorden.

Zouden je handen het kunnen leren?

Je stelt het je voor. Hoe je het zou doen. Ergens diep in een nacht. Zeker van het slapen van de ander. En dan de woorden zachtjes overleveren. Aan het niet horen.

Iets is aardser geworden, ergens in je. Je kunt het niet uitleggen. Het is in het kijken. Het is in wat je ziet. En wat je zou willen doen.

Was het echt? Gisteren, en de dag daarvoor? Hoe moet je je voorbereiden, als het antwoord ja is?

De naweeën van een angst. Misschien zijn ze als lijnen getrokken in het mulle zand. Misschien kun je erop vertrouwen dat de uitlopers van de golven tot hier zullen komen. Om de lijnen weg te strelen.

Grave the vision Venus sends | Of supernatural sympathy, | Universal love and hope

En dat je zomaar mooie dingen mag zeggen. Zou je daaraan kunnen wennen?

Iets is veranderd, ergens in je. Ergens onderweg, in de jaren voor nu. Je zou het niet kunnen uitleggen.

Zouden je handen het kunnen zeggen?

En dat er gewoon tijd is, en dat het mag. Misschien moesten je ogen zo oud worden.

Soms zit je te trillen. Soms is het zoals je vroeger op school leerde. Dat je in een trein zit, en dat die trein ineens vertraagt, en dat je lichaam verder gaat. Of moet het beeld omgekeerd zijn? Je weet niet goed of het beeld wel het juiste is. Maar iets in die aard. Iets met vertraging of zo. Iemand zal het wel begrijpen. Misschien.

Samen in een wei staan. Een mooie avond. Kijken hoe die krammen in het hout verdwijnen. Kijken naar de hamer. Je probeert die palen wat tegen te houden. Om een of andere reden klopt dit helemaal. Is er iets dat past. Al zou je ook dat niet uit kunnen leggen.

Hoe je lijstjes maakt van wat je nog zou kunnen doen. En hoe er tijd in die lijstjes zit.

En toch lijk je soms zo groot, zo hoekig, zo onhandig. Misschien moet je het aandurven, om je neer te leggen. Daar aan de rand van het water. Waar het zand op de vingers van de zee wacht. Diezelfde plek dus.

Hoe je in je slaap, denk je toch, aan de rand van de nacht, denkt: de woorden zouden mogen komen. En dat ze dan ook komen. En hoe de nacht verandert. Hoe de kamer verandert. Hoe de lege ruimte rondom je minder een verdwijnruimte wordt. Minder een voorzichtig zwart gat. Meer een blijfruimte. Je doet het licht aan, loopt even rond, en kijkt. De dingen zijn veranderd. Al zou je ook dat niet uit kunnen leggen.

Misschien zullen de woorden in je handen vallen. Zullen ze het ritme van de golven overnemen. Zullen ze rusten in je brieven. Dat zou je willen. Dat ze vervloeien, met die beweging.

Find the mortal world enough

Hoe was het ook al weer? Als je wilt vinden, zoek dan niet. Je bent niet aan het zoeken.

Geen opmerkingen: