28 april 2013

Positieve praktijken

Een interessant debat tijdens het groene boekenfeest. De Duitse prof Welzer legt uit hoe het idee van groei of voortdurende expansie is verankerd in onze mentale infrastructuren. Hoe het is verweven in onze biografieën. Hij pleit voor een uitwegstrategie via praktijken. Er zijn al heel veel ideeën over wat we zouden moeten doen, er worden al tientallen jaren alternatieven bedacht. Maar ze dringen te weinig door in onze praktijk. Daarom houdt hij zich nu steeds meer bezig met het opsporen van praktijken, van concrete projecten van mensen die het gewoon doen, die zich niet meer willen laten verlammen door al het slechte nieuws over de staat van de planeet.

Het interessante van zijn verhaal is dat het bewijst dat er uitwegen zijn, of minstens manieren om het alternatief niet zozeer te denken, maar wel te zijn. Uit die andere praktijken kunnen dan andere ideeën groeien. Interessant is ook dat het aan de ‘andere’ kant gaat staan van klassieke, en soms nogal steriele discussies over de ‘grote’ macht en de nood aan een even grote tegenmacht. Tegen ‘het’ kapitalisme of tegen ‘de’ grote bedrijven moeten we ‘mobiliseren’, met de grote massa, en dat volgens de ‘juiste’ analyse. Het is voor sommigen een verleidelijke manier van denken, veilig binair, maar in sommige opzichten even machteloos makend als de grote ‘vijand’ die men wilde bestrijden. De vraag is niet alleen hoeveel macht de vijand heeft, het gaat er ook om hoeveel macht je hem toekent. Als je heel dicht bij een muur gaat staan, zie je alleen de muur. Je probeert misschien met alle geweld die muur omver te duwen, wat niet lukt, en wat je machteloos maakt. Maar misschien kun je gewoon een stap achteruit zetten, om dan te zien dat de muur maar enkele meters breed is, en dat je er gewoon omheen kunt wandelen. Je kunt heel erg klagen over de sociale wanpraktijken van RyanAir, je kunt eisen dat er strenge maatregelen komen tegen dit kapitalistische monster, maar je kunt ook gewoon niet vliegen.

In zijn analyse legt Welzer veel nadruk op het hoopvolle karakter van de strategie die hij voorstelt. Het ‘lamento’, het voortdurend catastrofeverhaal over de ecologische crisis helpt niet om gedrag te veranderen. Mensen willen perspectief, willen hoop. Hoe willen we leven in 2050? Die vraag geeft antwoorden die te maken hebben met een levenskwaliteit, en niet zozeer met doemscenario’s.

Dat deel van zijn betoog kan wel gemakkelijk verkeerd worden begrepen. De kreet ‘de mensen willen een positief perspectief’ kan ook een alibi voor het niet willen weten zijn. Krampachtig een werkelijkheid ontkennen kan leiden tot een soort ‘terreur van het positieve’. Als ik een onaangename waarheid liever niet wil weten, kan ik dat gemakkelijk omzetten in een verhaal dat er te veel negatief nieuws is en dat ik dus positieve dingen wil horen. Het is natuurlijk waar dat we als mens een zinvolle richting willen, anders verzanden we in willoosheid en depressie. Maar als dat een oogkleppenpositivisme is, is de waarde daarvan nogal laag.

Of we nu honderd keer of duizend keer roepen dat we positief nieuws willen, de ecologische crisis is een realiteit. De klimaatverandering gaat in versnelling, de hulpbronnen worden tegen een angstaanjagend tempo opgebruikt. Ontsnappen uit de mentale infrastructuur van de consumptiedwang kan niet door een nieuw soort ontkenning in de vorm van een blind positivisme. Misschien is dus een soort zenhouding meer aangewezen. Dat zou een zoeken impliceren naar iets als een illusieloze hoop. Laten we proberen in alle eerlijkheid, kwetsbaar en open, zonder oogkleppen en zonder zelfbegoocheling, te zien wat de ecologische werkelijkheid van de planeet is. Laten we dus onszelf toestaan om de omvang van de klimaatcrisis toe te laten in ons hoofd en lichaam. Als we daarbij ook de pijn en het verdriet toelaten, en gewoon laten stromen zonder het vast te houden, hoeft het besef van de werkelijkheid niet te leiden tot machteloosheid. Integendeel zelfs.

Leven in waarheid is een vorm van leven in praktijken, leven in het hier en nu. Het is een manier van leven die niet kiest voor scheiding in wat we wel en niet willen weten. Welzer wijst erop hoe goede ideeën vaak samengaan met slechte praktijken. Het is inderdaad absurd, en gewoonweg fout, dat je met duizenden per vliegtuig naar een verre stad vliegt om daar in een megaconferentie te gaan vergaderen over hoe je een internationaal akkoord kunt krijgen dat moet leiden tot de vermindering van emissies van, inderdaad, onder meer het luchtverkeer. Het een vorm van slechte praktijken ondanks goede ideeën, van een niet-verankering dus van die goede ideeën. Je zou dat ook kunnen omschrijven als een scheidingsdenken, een soort zelfgekozen dissociatie. We weten dat er te veel emissies de lucht ingaan, we vinden dat ‘er’ iets aan moet gedaan worden, we vinden dat ‘de politiek’ maatregelen moet nemen, we steunen publieksacties voor het klimaat, maar in de vakantie nemen we het vliegtuig om zogenaamd aan ecotoerisme te gaan doen omdat we ‘wereldburgers’ zijn. Jammer genoeg kan het klimaat het onderscheid niet maken tussen verondersteld goede en slechte emissies. Het is helemaal niet zo moeilijk te weten waar het coltan vandaan komt dat nodig is voor onze gsm’s. Alleen geeft dat weten ons een schuldgevoel, en daarom willen we het liever niet weten. Omdat we beseffen dat we anders in een gewetensconflict zullen komen. En om dat te vermijden blijven in ons hoofd een splitsing aanhouden.

Het zijn in wezen heel normale en heel menselijke psychologische mechanismen van zelfbescherming. Eraan ontsnappen door te kiezen voor bevrijdende praktijken moet misschien toch gaan via een weg die ook uitdrukkelijk kiest voor een leven in waarheid. En dat kan dan betekenen om niet meer te scheiden, maar net de tussenschotten open te maken. Toestaan dus dat je in de twijfelzone komt, en je daar laten raken, zonder evenwel die pijn vast te houden. Zo zou je, heel voorzichtig, kunnen komen tot een (spirituele) grondhouding die erin bestaat dat het feit dat je iets doet en de houding waarmee je je vorm van verzet uitvoert in zekere zin belangrijker zijn dan het resultaat dat je er uiteindelijk mee bereikt. In die houding, waarin je zonder illusies naar de werkelijkheid kijkt, wordt het belang van handelen, van positieve praktijken nog groter. Het is een handelen voorbij de machteloosheid, maar ook voorbij de veilige machtsconstellaties van de ‘goeden’ en de ‘slechten’.

Welzer pleit voor een paradigma van cultiveren, en niet van groeien. Het gaat over het herwinnen van een vrijheid. Maar dat is wel degelijk een manier van leven die in absolute termen veel minder zal wegen op de planeet. Jezelf wijsmaken dat we er met positieve praktijken zullen komen zonder dat die effectief ook een deel zijn van een levenswijze die echt uit de tredmolen van de expansie is gestapt is geen uitweg, maar een vluchtweg. In de visie van Welzer zullen de positieve praktijken kunnen leiden tot andere ideeën, andere mentale infrastructuren, en hopelijk ook andere principes die in onze biografieën worden verankerd. Misschien kan een spirituele grondhouding van een leven in waarheid, van het aanvaarden, en daarna ook cultiveren van een illusieloze hoop wel een heel interessante tussenschakel zijn in die strategie.

1 opmerking:

mievb zei

Heel knap verwoord, Jan. Zowel een mooie synthese van het verhaal van Walzer als een zinvolle aanvulling. Zeer herkenbaar voor mij: het gevaar van machteloosheid, het verdriet, en een manier zoeken om daarmee om te gaan. Dank je wel.