27 april 2013

De weerwolf

Je staat te wachten. Op het perron. De trein zal zo wel komen. Op het andere perron veel gekwetter. En zo mooi. En dapper. In volle avondspits met enkele kleuterklasjes op stap gaan. Ze zijn zo uitgelaten. Alles kan nog. Even schaam je je. Voor een mogelijk moment die dag van het heel even niet meer weten. Alles kan nog, laten we dat even geloven, denk je.

Je zit te wachten. Tot ze komt. Je had je voorgenomen om niet zenuwachtig te zijn, om soepel op te staan en naar de deur te gaan, alsof je alles onder controle had. Alles loopt anders. Je schrikt op, meteen al in de war. Je springt door de kamer naar de deur. Alleen hoe blij je bent dat je haar ziet, dat kun je niet verbergen. (De rest ook niet, waarschijnlijk.)

Je zit te kijken. In de metro. Die ene mevrouw doet net iets te veel moeite, denk je. Vanaf een bepaalde lengte (of kortte) is een minirok geen minirok meer, maar meer iets als een nanorok. En misschien zit er ook een speciaal soort plakband bevestigd in die borstuitduwende beha die het spontaan uitflappen of zo verhindert. Er moet ook een kapitaal aan huidplamuur door gaan per week. Gelukkig wordt het morgen weer kouder volgens het weerbericht.

Je zit te luisteren. Waar zou deze vergadering eigenlijk over gaan? Gelukkig kunnen je gedachten organisch afdwalen naar mooie landschappen in je hoofd. Je doet je best om intelligent voor je uit te blijven kijken. Het is een speciale techniek, die veel training vergt. Andere aanwezigen hebben ook een techniek ontwikkeld. Een andere.

Je zit te voelen. Kan dat eigenlijk? Op de trappen van het park, in de zon. Als je dit te lang zou doen, zou je meteen al verbranden. Het is niet anders. Eigenlijk is het wel een heel klein beetje fijn, om die zon te voelen, en hier zo te zitten. Alsof je even jonger bent of zo. Een aangenaam moment tussen alles door, een aangenaam gesprek. Zo meteen ga je weer van hier, en gaat alles weer gewoon door.

Je ligt te voelen. Kan dat eigenlijk? Onder een dekentje. Je had je best gedaan om nog even door te werken, ondanks de vermoeidheid. Alsof je het onder een dekentje liggen nog even wilde uitstellen. Het is alsof de tranen je even beroeren. Je doet of je het niet merkt. Wat niet helemaal lukt. Zou je het durven? Iets zeggen als: ik mis je. Je doet het maar niet, en zegt iets anders. Het omwegmissen. Het is al een begin.

Je ligt te kijken. Er is zoveel te zien.

Je staat te kijken. Naar een volle maan. Maar, inderdaad, zo wordt later uitgelegd. Misschien is er maar een welbepaald moment waarop de maan echt vol is. Misschien is er meer prevol en navol dan echt vol. Misschien moet je dat met iemand doen. Naar de maan staan kijken. Lang genoeg om te weten dat je die ene volle maan gezien hebt.

Je staat te twijfelen. In de winkel. Wat is mooi? Wat zal nog mooier maken? Zul je die nemen, of toch maar die? Ineens gaan er allerlei afwegingen door je hoofd. Over kleur van ogen, kleur van kleren, kleur van huid, het niet kiezen voor symmetrie, de mooie vormen. En zoals het altijd gaat. Je loopt nog even door de winkel. Misschien zal iets je afleiden. Maar je weet het al. Dat je toch terug zult komen. Naar waar je begon. Iets heeft beslist voor jou.

Je zit te twijfelen. Zou je dat nu zeggen? Hoe verlegen zul je dan zijn?

Je zit te schrijven. Het is waar, dat je zo’n stuk van de kantlijn blijft telkens, stel je nu vast. Als je begint te letten op sommige letters lijken ze te gaan haperen. Hoe is het zo geworden? En wat zou bepalen waar het nu naartoe gaat? Soms kun je ze zien in je dromen, de brieven die je zou willen schrijven. Het echte en verlangende leven dat erin zou rusten. En hoe het zich zou verbinden met een handschrift. En hoe je dan zou kunnen zeggen: dit is wat ik je wou geven. Misschien moet je je bij het falen neerleggen. Andermaal.

Je zit te denken. Iets over herkennen. Over gezichten. Hoe het je verwart. Hoe bang het je kan maken. Misschien ligt het aan lange gangen in verkeerde huizen. Over hopen dat je lang genoeg mag kijken, zodat het overgaat. En over foto’s die je zult laten zien, en verhalen die je zult vertellen. En dat je misschien ook wel een beetje niet meer bang bent.

En iets over een weerwolf. En vlinders.

Geen opmerkingen: