14 april 2013

De brief

‘Het is eigenlijk nog warm, vind je niet?’
‘Ja, valt best mee. En het is stil hier.’
‘Ja, voorlopig geen vampieren die uit de berm gaan springen om ons te overvallen, of zoiets.’
‘Misschien zijn er nog dolende nachtgeesten of zo.’
‘Heb je die al eens gezien dan?’
‘Nee, maar dat is geen argument. Ik heb ook nog geen loslopende dino gezien, maar dat is nog geen voldoende reden om het bestaan van een dino te ontkennen.’
‘O jee, je had toch een glas meer moeten drinken, denk ik.’
‘Nee, want dat is niet goed voor het controleverlies.’
‘Dat is dus wel goed. Voor het controleverlies.’
‘Ja ja, het is al goed.’
‘Moet je me niets vertellen?’
‘Ik weet het niet.’
‘Nee? Iets over een...’
‘Nee, of misschien is er toch wel iets ja. Ik ben naar die film geweest, die jij ook gezien had van de week.’
‘En?’
‘Zo mooi… Ik was echt wel aangedaan eigenlijk.’
‘Ja, ik ook.’
‘En de chaconne zat er ook in.’
‘Ja?’
‘Bij dat ene stuk, met die andere man. En dat bloed.’
‘Dat was wel heel heftig.’
‘Toch ongelooflijk, hoeveel gezichten die vrouw in die film heeft. Die actrice heeft dat heel goed gedaan.’
‘Indrukwekkend. En die hond was ook geweldig, vond je niet?’
‘Ja, echt.’
‘Hoe denk jij dat het uiteindelijk afloopt?’
‘Ik weet het niet, ik moet er nog over nadenken.’
‘Je mag een klein beetje trager fietsen, we hebben alle tijd.’
‘O, sorry, zal ik doen.’
‘Als je zo’n tijdje in het donker fietst, begin je steeds meer te zien.’
‘Ja, alsof de nacht breder wordt of zo. Zo voelt dat altijd.’
‘En rustiger.’
‘En je ziet de geesten beter aankomen.’
‘Ongetwijfeld. Onnozelaar.’
‘Ik moet toch ergens beginnen.’
‘Wat was er eigenlijk gisterenmiddag, toen ik belde? Of wil je dat niet zeggen?’
‘Nee, dat is het niet. Het klinkt een beetje raar waarschijnlijk, maar ik had een soort huilbui. Heeft wel een half uur geduurd. Er moest veel uit precies.’
‘En wil je er iets over vertellen?’
‘Ik weet het niet, nu niet echt denk ik, ik ben wat te verlegen. Het was alsof ik ineens iets van mijn pijn zag. Dat was lang geleden.’
‘Ga je er dan iets over schrijven?’
‘Ja, misschien wel. Dat zou ik moeten doen eigenlijk, die dingen opschrijven, voor jou.’
‘En, ga je me dan die brief ook nog sturen? Waar je het gisteren over had?’
‘Wil je die echt lezen?’
‘Ja, natuurlijk, wat dacht je?’
‘En dat moet dan met die ene postzegel zijn zeker?’
‘Ja.’
‘Ik zal het doen, morgenvroeg doe ik hem op de bus.’
‘Dat is goed.’
‘Maar ga je me niet uitlachen?’
‘Dat weet ik nu nog niet… Nee, natuurlijk niet.’
‘Dan is het goed. Hopelijk kun je mijn handschrift lezen.’
‘Dat ken ik toch al ondertussen. En altijd mooi in het zwart.’
‘Ja, dat moet zo. Zwarte inkt is nodig, zodat er niets uit te vegen is. Als de woorden er staan, kunnen ze niet meer weg.’
‘Ik ben wel benieuwd.’
‘En ik een beetje zenuwachtig.’
‘Zag je dat daar?’
‘Waar?’
‘Daar, voetstappen van een dino. Minstens.’
‘Minstens. Hoe ver fietsen we nog?’
‘Tot het einde van de nacht.’
‘Of tot het einde van de wereld.’
‘Minstens.'

Geen opmerkingen: