09 april 2013

The Childhood of Jesus


Hoe zoek je je weg in een vreemde wereld? Of kun je, per definitie, alleen in een vreemde wereld zijn? En wat is dan je bestemming? Kun je alleen vooruit met je herinneringen erbij, en dus ook met de passie en het verlangen? Of is het beter niet te veel te willen, en tegenover elkaar niet meer dan ‘welwillend’ te zijn? Als lezer weet je niet helemaal goed waar het nieuwe boek van J.M. Coetzee, The Childhood of Jesus, over gaat (vertaald als De kinderjaren van Jezus). Maar eigenlijk weet je dat nooit helemaal goed bij een boek van Coetzee. En net dat maakt er vaak de mysterieuze kracht van uit. Bij dit boek, vol varianten van ontheemding, is het niet anders. Het boek heeft een ‘lichte’ toon, waarachter eindeloos veel lagen resoneren. Niet in het minst door de titel, en de talloze christelijke verwijzingen. Maar niets is vanzelfsprekend, je krijgt nooit gemakkelijke verwijzingen bij Coetzee. Dit boek gaat dan ook niet over Jezus. Al is het wel interessant om naar Jezus te kijken als was hij iemand als het hoofdpersonage in dit boek. Dus niet: in hoeverre is David Jezus. Maar wel: in hoeverre is Jezus als David, uit het boek. En zo zou je al snel kunnen verdwalen in dat web van tekens, en misschien is dat wel iets wat een boek van Coetzee beoogt.

Simón en David komen aan in een vreemd land. Ze zijn uit een andere wereld gekomen, met de boot. Waar dat was, hoe het daar was, dat weten we niet. Op de boot is de kleine David een brief kwijt geraakt, waarin informatie stond over zijn ouders. Simón ontfermt zich over de kleine jongen. Na een verblijf in een opvangkamp komen ze nu in de ‘nieuwe’ wereld. Ze passeren via een onthaalbureau, en ze krijgen een kamer om te verblijven. Simón zoekt en vindt werk, hij gaat zakken graan uitladen uit een schip. Ze leren enkele mensen kennen, en daarbij valt vooral op dat iedereen vriendelijk is, ‘welwillend’. Zonder al te veel passie dus, zonder risico op grotere gevoelens.

David is een speciaal kind, dat is al snel duidelijk. Simón heeft zich als doel gesteld dat hij de moeder zal vinden voor David. Wie ze is, weet hij niet. Hij weet alleen dat hij haar zal herkennen als hij haar zal zien. En zo zal uiteindelijk ook gebeuren. Hij ziet een vrouw van wie hij intuïtief vermoedt dat zij de moeder moet worden van David. Hij geeft David aan haar, zij ontvangt hem ‘onbevlekt’ als het ware.

En zo gaat het leven zijn gang. Simón heeft elke dag filosofische discussies met de andere mannen die met hem de zakken graan dragen. Het past niet helemaal, denk je, je verwacht het niet. Voor hij de aangeduide moeder, Ines, van David leert kennen, heeft hij al een band ontwikkeld met Elena, de mama van Fidel, een vriend van David. Simón en Elena hebben ‘iets’, maar ook dat past niet helemaal. Hij wil leven met minstens het idee van de herinneringen aan de vroegere wereld, al is dat meer een soort verlangen naar herinneringen. Hij wil kunnen leven met passie, met seksueel verlangen. Omdat hij denkt dat dat zo hoort, omdat dat zou kunnen verwacht worden. Zij is daar blijkbaar al ‘voorbij’, wil zich eventueel wel laten aanraken door hem, omdat hij dat wil, maar het doet haar niets. En tegelijk is zij niet alleen ‘welwillend’, maar ook echt wel bezorgd om Simón.

Simón en David zijn geen vader en zoon, maar toch ook wel, een beetje. Met Ines erbij worden ze een soort gezinnetje. Het past niet helemaal, en toch ook wel. En tussen al die mensen beweegt David. Moet hij ook naar school gaan, zoals iedereen, en moet hij zich daar dan schikken naar ‘het normale’? Of is de wereld waarin hij leeft, waarin hij zijn eigen taal heeft, waarin hij zichzelf heeft leren lezen en schrijven de betere? Hij leeft met het boek van Don Quichote, en zegt dat hij later goochelaar wil worden. Misschien zijn de windmolens wel echt krijgers, en niet alleen maar windmolen?

David botst met de wetten en de autoriteiten. Ze willen hem in het schoolsysteem duwen. David wil niet, en Ines wil al helemaal niet. Kan het gezinnetje vluchten? En zo ja, waar naartoe?

Wie dat wil, kan eindeloos veel verwijzingen zien naar het echte verhaal van Jezus. Je kunt denken aan Maria en Jozef. Je kunt bij heel veel uitspraken in het boek meteen verwijzingen zien. Uitspraken als ‘ik ben het licht’, of verwijzingen naar vrouwen die melk geven en mannen die bloed geven, het staat er vol van. Vaak zijn ze zelfs grappig. Het is een beetje een spel, en toch ook niet. Het is niet dat je gaat denken dat David een ‘nieuwe Jezus’ is, soms is het meer alsof je gaat kijken naar Jezus als een onaangepast kind dat vandaag allerlei labels zou opgespeld krijgen, van autistisch tot dyslectisch. Maar tegelijk zie je in dat kluwen van verwijzingen personages ronddolen die hun weg niet vinden.

Is het een (allegorisch) verhaal over de vreemdeling in een vreemd land? Nee, toch ook niet. Enerzijds wel natuurlijk. Je kunt de ervaringen volgen van twee mensen die zonder iets in een nieuw land komen, en er letterlijk hun plek moeten zoeken. Het is ook een zoeken naar een balans tussen blijven wie je was (of wie je denkt dat je was) en je aanpassen aan het nieuwe, het universele. Zien hoe dat bij je kind al anders verloopt dan bij jou, je kind spreekt beter Spaans dan jij, na een tijd. Anderzijds ook niet. De vreemde wereld is welwillender dan verwacht was. Simón botst misschien niet zozeer met de anderen, maar wel met zichzelf. Het vreemde land kan eender waar zijn. Dat je een vreemdeling bent, dat is de enige constante. Hoe ga je om met een ander? Wat verlang je? Heeft dat met iets in jezelf te maken, met iets dat wel of niet aanwezig is in de ander, of met iets waarvan je denkt dat je het zou moeten hebben? En hoe moet je dat doen, een ‘gezin’ zijn, letterlijk nieuw samengesteld, maar daarom nog niet anders?

Met die lijst van vragen kun je eindeloos lang doorgaan. Dat is de kracht van het boek. Vooral omdat het er nooit dik op ligt. Coetzee heeft geen boodschappen, hij ‘roept’ niet. Hij maakt het je ook niet gemakkelijk. Naar zijn normen is dit vaak een erg ‘licht’ boek. Je kunt het snel lezen. Maar die lichtheid is tegelijk ook verraderlijk. Steeds voel je onderhuids iets van die ontheemding, soms in elke zin. Minder dreigend misschien dan in sommige van zijn andere boeken, maar daarom niet minder aanwezig. Heel vaak heb je het idee dat er iets niet klopt. Misschien verwacht je die gesprekken niet tussen de mannen met de graanzakken. Misschien had je verwacht dat de ‘maagd’ Ines een heel ander soort vrouw zou zijn geweest, meer verheven. Misschien wil je niet dat David tegenover Fidel ook ineens niet meer dan welwillend blijkt. Maar dat alles hoort erbij.

Meer dan je verwacht terwijl je het leest, is The Childhood of Jesus een boek dat je in verwarring achterlaat. Nadat je het hebt neergelegd, beginnen al die vragen, al die spiegeleffecten door je hoofd te malen. Waar gaan die personages naartoe? De titel van het boek zou je kunnen zeggen: je weet toch hoe het afloopt. Maar zo werkt het dus niet. Je vermoedt wel een tragiek, maar welke, dat is niet zo duidelijk. En misschien is dat wel een mooie samenvatting van dit bijzondere boek.

Geen opmerkingen: