21 september 2013

Zomaar Summertime

De jongen staat daar, aan de rand van de markt, te spelen. Alleen hij en zijn trompet. Summertime. Een merkwaardige melancholie daalt neer over passanten, toeristen, trouwers, marktbezoekers en verlorenen. Zomaar. Hij brengt een kleur, als een soort sliert. Pas later besef je dat de muziek beter past bij het net veranderde seizoen dan de titel doet vermoeden.

En flarden van een week.

Het kleine jongetje trekt zijn mama aan de arm. Wenend, hevig wenend. Hij wil dat prentje uit het Tinyplakboek. Nee, dat prentje. Neeeeeeeeee, dat prentje. Neeeeeeeeeeeeeeeeeeeee, dat prentje. Hij zit in zijn neefase, blijkbaar.

Met drieën op zo’n bank in de trein is een klein beetje krap. Wat je ook doet, welk stuk van je lijf je ook een klein beetje probeert te verdraaien, alles lijkt te groot of te lang. En toch proberen soepel die krant te lezen.

Elke ochtend als je van het station naar je werk loopt ben je verbaasd over het er niet meer zijn. Het er niet meer zijn van dat grote, ondertussen gesloopte, gebouw. Er is zoveel lucht in de plaats gekomen. Het went niet.

Je gaat je geliefde en haar kinderen oppikken op de kermis. Ze huppelen opgewonden verder, de kinderen dan. Om een of andere reden straalt een kermis voor jou altijd een enorme tristesse uit. Maar daar merken zij duidelijk niets van. Je geeft een tactisch antwoord op een vraag over het spookhuis.

De nacht heeft een nog onbestemde afloop, denk je, ergens in het donker.

Je gaat de brug over, net voor je thuis bent. Een peddel drijft voorbij onder de brug. Eenzaam. Misschien is de Titanic vergaan, stroomopwaarts.

De tomaten zullen niet meer rood worden dit jaar, denk je. Ze hebben lang gewacht, en ineens waren ze daar allemaal. Misschien wil god je iets duidelijk maken. Over de erfzonde of zo.

Het jongetje in de kinderwagen roept je toe terwijl je staat aan te schuiven om dat pakje te laten verzenden naar die goede vriend. Je kijkt naar de mama, Aziatisch type. Het jongetje heeft spleetogen. En ook ros haar met krulletjes. Je staat je, politiek correct, af te vragen of je dat ooit al hebt gezien, tegelijk niet goed wetend of je jezelf dat wel mag afvragen. Tot je ziet dat de papa net voor je staat aan te schuiven. Weer een elementaire les in biologie, of zoiets.

Wat een heerlijke muziek. Die gitaar zou je uit duizenden herkennen. En waarom, je zou het niet kunnen zeggen.

Je zou al die stukken glas op straat gewoon moeten kunnen wegtoveren met je ogen, terwijl je fietst.

Je loopt over straat. Soms kun je je ineens ouder voelen dan anders. Nu is het soms, denk je.

Je staat je verhaal te vertellen voor de groep mooie jongeren. Je hebt het over de jaren 70, en je kunt zeggen dat je je die nog herinnert. Hier en daar zie je een veelbetekenende blik in je richting. Voor alle zekerheid begin je in je hoofd toch nog snel even te tellen om te checken of het wel waar is.

Dat het toch al een paar keer gelukt is om je spullen op die bewegende band aan de kassa te zetten zonder dat er iemand zo’n bordje ‘volgende klant’ omheen zet. Dit moet een megaoverwinning op de moderne tijd zijn.

Tijdens het werk hoor je op de radio de stem van een Nederlandse actrice en zangeres die zo ongeveer wereldberoemd werd door reclamefilmpjes van een merk van groenten in glazen potten. Ineens slaat het jeugdsentiment toe bij jou en je collega. Het programma waarin ze zetelde, ooit, op die witte stoeltjes, wordt snel opgezocht op YouTube. “Wil de echte … nu opstaan?” Het is er allemaal weer, glashelder. Je schrikt een beetje.

Je speelt dat liedje graag op de piano. Summertime. En je hebt altijd van de herfst gehouden. Het doet even iets met je adem.

Geen opmerkingen: