15 augustus 2007

De ruimte


Het kleine meisje kijkt me ernstig aan. Zij, haar mama, en ik, we vertrekken voor een wandeling. Ik stel voor dat ik de buggy zal duwen. Nee, dat kan niet. Rustig maakt ze het me duidelijk. Het is onbespreekbaar. Het is haar mama, en alleen haar mama die mag duwen. Voor hoe er bewogen wordt door de ruimte zijn er duidelijke regels. Die hebben ook iets met tijd te maken. Met de tijd die je met elkaar al hebt doorgebracht. Rustig en uitvoerig kijken en proberen in te schatten hoort daar ook bij. Halverwege de wandeling blijkt dat ik al een andere plek in de ruimtelijke hiërarchie mag innemen. Het oprapen van de tut wordt mij toegestaan, met een licht prinsesachtige flair. De wandeling gaat verder. De dag ook. Zij, haar mama, en ik, we vertrekken naar de supermarkt voor enkele boodschappen. Zij zit goed ingesnoerd in haar zitje op de fiets. Ik cirkel er wat omheen. In de winkel, ergens tussen het brood en de fijne vleeswaren verlaat haar mama de winkelkar. Subtiel schuif ik mezelf in dit vacuüm. Ik vraag haar of ik nu de kar mag duwen, waarin zij majesteitelijk staat te heersen over de winkel. Ze kijkt me diep aan, en zegt dat het mag. Samen laden we de kar uit aan de kassa. Terug bij haar thuis til ik haar op uit het zitje. Heel even kan ze vliegen als een vogeltje. Ik vraag haar of ze zou willen kunnen vliegen als een vogeltje. Ja, dat wil ze wel. Ze vraagt of ik dat ook zou willen. Ik zeg: soms wel, vooral op een donderdag. Over die donderdag moet ze nog even nadenken. Volgens mij wil ze het altijd wel. Het komt nog goed tussen ons, dat weet ik wel zeker.

De trein nadert de stad. De avond nadert ook. De regen is aarzelend, maar vriendelijk aanwezig. Hij wacht me op. Ik ga even het huis binnen, om meteen weer te vertrekken. Het is een avond voor ijs. Ik hou ervan ijs te eten als het voorzichtig regent. Het lekkere ijs is een beetje onstuimig opgestapeld op het horentje. Misschien is dit ijs wel avontuurlijker dan ik ben, wie weet. Met omtrekkende bewegingen benader ik het ijs. De lichte regen mengt zich in het gebeuren. Iets loopt in elkaar over. Als de positieve variant van I’ll do my crying in the rain. De straten zijn een beetje leeg. Ze ruiken anders.

Een andere dag. In het kader van het uitgestelde genot, een discipline waar ik erg goed in ben trouwens, had ik nog veel van de kranten van gisteren overgelaten. Als er een feestdag is midden in de week moet je niet alleen tijdig denken aan het aanschaffen van de levensnoodzakelijke boodschappen of de cadeautjes voor feestjes op feestdagen. Je moet ook zorgen voor een rantsoen leesvoer voor die dag. Bij het ontbijt moet de krant kunnen gelezen worden, en ze mag nog niet op zijn. Het min of meer handig uitspreiden van de krant over de tafel blijft een uitdaging. Zorgen dat je het hele blad kunt zien. Je kunt eventueel schuiven met stukken katern. Ik ben niet zo het omvouwtype. Je krant omvouwen of dubbel plooien om ze beter te lezen, dat is niet zo aan mij besteed. Je krijgt dan van rommelige hoeken. Kranten moeten trouwens altijd opnieuw terug correct in elkaar geschoven worden na het lezen. Voor hoe er bewogen wordt met de krant zijn er duidelijke regels. Het komt er verder op aan te voorkomen dat een stuk van de krant subtiel in de botervloot terechtkomt. En je moet ook altijd goed onthouden welk gereedschap, zoals de kaasschaaf of het eierlepeltje, zich onder de krant bevindt. Zo kan lichte ontbijtpaniek voorkomen worden.

Een babyfeestje. De geboorte van een mooi nieuw kindje in deze wereld wordt gevierd. De mensen druppelen binnen. De verhalen over baby’s, bevallingen, babyspullen, slaapmethodes, borstvoeding en warme ziekenhuizen zoeken elkaar. Ze delen de ruimte in, als een veilige landkaart. Als gekleurde touwtjes over een oppervlak gespannen. Als ik alleen daar naar kijk, merk ik niet dat ik een oude man ben hier. Er komen steeds meer mooie mensen binnen, met steeds meer baby’s. Alsof het ergens magisch afgesproken is, nemen ze de ruimte in. Met elkaar bekijken, in het oog houden, voeden, troosten, bewonderen, bespreken en beluisteren. De plekjes schuiven organisch in elkaar en worden uitgewisseld. Er is veel vanzelfsprekend leven hier. Ik voel me ergens tussen dankbaar en verlegen.

Tijd is voor een stuk niet meer dan een fictie. Een dag is in wezen niet meer dan een hoop tijd. Maar of je een dag kunt vatten als een dag, als het al nacht is, dat hangt mee af van de herinneringsgraad. Mensen doen dingen. Zoals van hier naar daar gaan, en terug. Dingen doen die er toevallig aan komen waaien, of die zijn bedacht of voorgenomen, eerder al. Zo ontstaat er iets van een lijn, in de drassige wezenloosheid van voorbijgaande tijd. En die kun je je dan herinneren. Het was weer een goede dag, of zo. In een vakantieperiode hangt dat mee af van het doen van nuttige dingen. Niet te veel natuurlijk, maar toch voldoende om herinnerd of verteld te kunnen worden, wanneer dat nodig zou zijn. Het is een vorm van edele schuldgevoelpreventie in de permanente dialoog met jezelf. Na het babyfeestje beslis ik dus dapper dat er nog tijd is voor nuttigheid. Ik blijk ambitieus. Snel naar de wasserette lopen om een machine was te draaien. (Die lakens moeten immers toch stilaan ververst worden.) Terwijl beginnen aan het strijken van een hoop hemden. (Je kunt niet altijd het klimaat gebruiken als excuus voor niet gestreken hemden.) Tegelijk naar een video van een Arte-programma over de erfenis van de hippies kijken. (Mooie rare mensen, soms schaars gekleed, boeiende gedachten, en je oefent je Frans ook nog.) En ook naar de mensen kijken die door het open raam naar binnen kijken. (Laten we elkaar bekijken, met twinkelende ogen, ergens in de schemerzone.) En daarna toch maar wat uitgebreider koken dan de voorbije dagen, zodat ik ’s nachts niet meer merk dat ik eigenlijk te weinig gegeten had. Het komt nog goed, tussen mij en mezelf, als ik me vannacht zal afvragen of het een goede dag was vandaag.

Geen opmerkingen: