18 augustus 2007

Vooruitgang




Het verlangen om de dingen te begrijpen kan ook pijn doen.

Kun je wel iets begrijpen van de wereld waar je midden in zit? Iets misschien wel. Er zijn vele toegangspoorten. Gewoon kijken naar de dingen. Dingen als advertenties en andere vormen van reclame. En dan de woorden lezen die gebruikt worden. Wat wordt er als vanzelfsprekend verondersteld? Wat is na te streven? Wat is de geijkte vorm van geluk?

Of luisteren naar jonge mensen. Hoe kijken ze naar de wereld? Hoe bewegen ze in een doolhof van een deels virtuele wereld? Hoe verwerken en bewerken ze al die informatie? Hoe gaan ze om met wat ‘echt’ is en wat ‘gemaakt’? Hoe bouwen ze hun identiteit op met alle tekens die ze tot hun beschikking hebben?

Ik zou het allemaal willen weten. Maar soms gulpt het onophoudelijk mijn hoofd binnen, en heb ik te weinig woorden of beelden om enigszins greep te krijgen op de stroom indrukken. Dan voelt het goed om te kunnen lezen. Een klassiek medium in een klassieke houding. In de zetel gaan zitten, het huis stil, en een boek lezen.

Vaak heb ik het gevoel dat de dingen op een of andere manier ‘losgekoppeld’ zijn. Als een rivier die geen bedding meer heeft. Je voelt de fundamentele onrust, de existentiële onzekerheid en de panische ‘vlucht vooruit’ die als antwoord wordt verwacht. Daar iets van proberen te vatten, is niet gemakkelijk. Het is confronterend.

De grote luxe van een vakantie is tijd om te lezen. En zo las ik de voorbije weken weer enkele boeken van Zygmunt Bauman. Al jarenlang probeer ik regelmatig dingen te lezen van deze bijzonder boeiende Poolse socioloog. Gemakkelijk is dat niet, want deze emeritus produceert boeken aan een tempo dat nauwelijks bij te houden is. Zodra je hem begint te lezen kom je terecht in een passioneel universum van woorden. Hij schrijft en vertelt erg gedreven. Op elke bladzijde zijn er weer zinnen die je aan wilt strepen. Geen droge statistieken, maar wel talloze referenties naar kunstenaars en naar boeken waarvan je niet wist dat ze bestonden. En dat alles met een eruditie van iemand die de hele Twintigste Eeuw in zich heeft. Zodra je wat gaat lezen over zijn levensgeschiedenis, begrijp je snel hoe dat komt.

Bauman beschrijft onze postmoderne wereld. Hij gebruikt daar het omvattende begrip ‘liquid modernity’ voor, als staand tegenover ‘solid modernity’. Wat dat wil zeggen, blijkt onder meer uit een concept als ‘arbeid’. Waar werk vroeger te maken had met vastigheid, met het opbouwen van een lange carrière, via het verzamelen van ervaring en dat in een loyaal contract tussen werkgever en werknemer, binnen een maatschappij die vormen van ‘zekerheid’ aanbod via stelsels van sociale bescherming, is het nu anders. Door de gecombineerde processen van deregulering en individualisering is arbeid ‘vluchtig’ geworden, en dat wordt ook zo gepromoot. Werknemers moeten flexibel zijn, mobiel. Sociale bescherming mag vooral niet op ‘zekerheid’ gericht zijn, want dat zou mensen doen stilstaan, en niets is in deze tijd erger dan stilstaan. Mensen mogen letterlijk en figuurlijk geen eigen bureau hebben.

In het boek dat ik nu van hem lees (Consuming Life) heeft hij het over consumentisme, en de maatschappij en cultuur die daarmee samenhangen. Zijn stelling is dat in dit soort maatschappij individuen tegelijk (ver)koper van consumptiegoederen én consumptiegoederen zelf zijn. Mens en product delen dezelfde sociale ruimte, namelijk die van de markt. Om dat te illustreren gebruikt hij talloze boeiende voorbeelden, zoals zijn schitterende beschrijving van de markt van het internetdaten.

Dit soort boek lezen, is voor mij een heel emotioneel gebeuren. Nieuwe inzichten verwerven gaat vaak in een proces van fascinatie en angst tegelijk. Het is erg opwindend om de beelden en woorden voor je ogen te zien verschijnen die lijken te zeggen wat jij al lang zoekt. Vaak heb ik veel moeite met ‘systeemconforme’ beschouwingen van mensen die de gangbare invulling van het begrip ‘vooruitgang’ kritiekloos reproduceren, als was het een gegevenheid. Evenveel moeite heb ik vaak met teksten van mensen die concepten en beelden gebruiken die niet meer aangepast zijn aan wat er nu gebeurt. Met een deel van wat klassiek links is heb ik vaak dat gevoel. Als ik iemand als Bauman lees, voel ik hoe hij me kan uitleggen hoe we van premodern, over modern naar postmodern zijn geëvolueerd. Het is alsof ik ineens beter de tekens kan lezen rondom mij, en tegelijk ook weet waar ze vandaan komen.

Maar tegelijk maakt het me soms bang. Dat is voor een deel gewoon iets als ineens te veel zuurstof krijgen. Het blaast je omver. Het heeft even tijd nodig om binnen te sijpelen in je lichaam. Het is een kwestie van wachten. Soms ook gewoon van aanvaarden dat je niet alles helemaal begrijpt, al voel je dat je wel aanvoelt waar het naartoe gaat.

Maar er is ook een stuk dat moeilijker is. Met het inzicht groeit ook het besef dat je in een nieuwe ruimte staat, die je beter begrijpt dan tevoren. Wat toen nog diffuus was, wordt helderder. En dan denk je soms iets als: die werkelijkheid wil ik niet. In allerlei varianten. Het kan een gevoel zijn van verontwaardiging, het besef dat we in een maatschappij leven die fundamenteel op een verkeerd spoor zit. Of het kan een gevoel zijn van: ik wil niet meer op deze trein zitten, laat mij maar te voet gaan. Soms is er een verlangen om niet meer te moeten ‘meedoen’ in deze dolgedraaide wereld. Soms is er vooral veel zorg als ik denk aan de kinderen en waar zij zullen terechtkomen. En de twijfel bij dat alles. Waar ligt de grens tussen gewoon oud worden, en dingen loslaten, en terechte en misschien te weinig geuite verontwaardiging. Je weet het nooit. Misschien is dat ook wel een bevestiging van de liquid modernity?

Geen opmerkingen: