22 september 2007

Afscheid van Willy


Eerder deze week stierf mijn goede vriend Willy Vanderstappen. Hij stierf aan de gevolgen van longvlieskanker, veroorzaakt door asbest. Vandaag hebben we hem begraven. Hierbij mijn afscheidsbrief.

Beste Willy

Je moest eens weten hoe zwaar het me valt om je nu aan te spreken. Liever zou ik naast je staan. Ergens naar kijken, en wachten op de eerste woordspeling die zich aandient. Of gewoon zwijgen, en kijken. Het zou al genoeg zijn.

Ik zie je nog zitten, hoe je diep vanuit je oogkassen keek als je zat te wachten op de woorden. Flirten met woorden, dat zou een goede omschrijving kunnen zijn.

Als ik aan je denk, dan denk ik aan ‘doen’. We hebben veel dingen samen gedaan. Doen was een manier van zijn voor jou. Dingen doen als een bezwering van de onrust. Dingen doen als een vorm van verzet. Niet meer kunnen doen was een harde waarheid voor jou in de laatste maanden van je leven. Je geest leek er niet voor gemaakt, en de onrust nam het soms weer over.

Ik ben niet de enige die bij het woord ‘paradijs’ altijd aan jou zal blijven denken. Het stond voor een droom, die we samen deelden. Uiteindelijk stond het ook voor een plek. Jouw tuin. Je had hem in de loop van de jaren laten uitgroeien tot een eiland vanwaar je steeds weer kon vertrekken. Het werd een eiland om te blijven. Het werd een bolwerk tegen de wereld. Het werd je hele wereld. De tuin was het leven waaraan je je zo graag wilde vasthouden.

Je wilde jezelf zo graag in het leven verliezen. Dat beeld komt altijd bij me terug. Als je in een van je vele momenten van hevige aanwezigheid was, leek het alsof het leven het van je had overgenomen. Dan moesten we je loslaten. Dat was niet moeilijk. Je verdween in iets dat ergens anders was, maar je kwam steeds weer terug. Dat je jezelf in de dood moest verliezen, heeft nooit gepast in het ritme dat jij zo nodig had. En op dat loslaten waren wij niet voorbereid.

Strijden tegen onrecht, en dan getroffen worden door een onrechtvaardige ziekte, hoeveel cynischer kan het lot zijn.

We deelden nog iets, maar toch ook niet helemaal. Dat wat we niet deelden, een gelijke kans op verder leven, maakt me nog altijd radeloos. Kanker is als een niet gevraagde gast, die soms wel blijft tot op het einde van het feest, maar niet helpt bij het afwassen.

Toen ik hoorde dat je gestorven was, bewoog mijn verdriet tussen twee gevoelens. Ik was op een bepaalde manier blij voor jou, omdat ik wist dat jouw lijden voorbij was. Mooier omringd dan jij was, door zo’n bijzondere mensen, kan een mens niet sterven. Maar ik was ook kwaad. Onbeschrijflijk kwaad. Op die verdomde ziekte. In jouw geval was je vonnis niet-onderhandelbaar. Je hebt geen kans gekregen. En ik zal dat nooit kunnen aanvaarden.

Leven is even uit de zee komen, en een tijdje op het land blijven. Om dan weer terug te gaan. De golf kan er alleen zijn door de zee. En de zee vindt haar bestemming ook in de golven. Zo zijn we met elkaar verbonden. Rust vinden en dingen doen, zijn als zijn en worden. In de zee zijn ze één. Ik wil je graag terug naar de zee dragen Willy. Zo draag ik je ook naar mezelf. En daar mag je altijd blijven leven.

Geen opmerkingen: