02 september 2007

Een gele bulldozer

Over kinderen praten, het is altijd iets van het betere koorddansen. Ik was blij toen ik dit weekend in een column in De Standaard las dat ook anderen zich hadden gestoord aan een recente kinder-uitspraak van een BV in een interview. De vrouw in kwestie, een trotse en gelukkige moeder, had gezegd: “De wereld bestaat uit twee soorten mensen: mensen met kinderen en mensen zonder. En mensen die geen kinderen hebben, kunnen niet over kinderen meespreken.” Voilà, ga er maar aan staan…

Van dit soort dingen word ik altijd een beetje woest. Een beetje, want je moet er mee oppassen. Voor je het weet krijg je meteen al de volgende gemeenplaats naar je kop geslingerd: mensen zonder kinderen zijn egoïstisch. Je zit als kinderloze mens meteen in het defensief, en dat is onrechtvaardig.

Laten we zeggen dat de wereld een beetje genuanceerder is dan de genoemde tweedeling. Ik kan me best voorstellen dat ik me met de beste wil van de wereld en de grootste empathie nog niet helemaal kan voorstellen hoe het voelt om je eigen kind te zien rondlopen. Hoe verpletterend die liefde kan zijn. Ook al heb ik dat onbeschrijflijke al zo vaak gezien bij anderen, al heeft het me al even vaak tot tranen toe ontroerd, er is een stukje dat ik wel nooit zal kunnen begrijpen. Daarmee heb ik geen moeite. Maar dat wil nog niet zeggen dat de bal zo simpel moet teruggespeeld worden naar de groep van de ‘anderen’, waar ik dus blijkbaar bij hoor.

Toen ik dat interview las, wilde ik haar zelf even aanspreken. “Lieve mevrouw, ik ben heel erg gelukkig voor jou en je kind. Je bent zonder twijfel een geweldige moeder, en je kind mag alle goden dankbaar zijn dat het zo’n warme en liefdevolle moeder heeft getroffen. Maar misschien zijn er daarbuiten heel veel mensen die geen kinderen hebben, maar er wel alles voor hadden willen doen om ze wel te hebben. Misschien zijn er mensen die er na een moeilijke afweging en pijnlijke ervaringen in klinieken toe gekomen zijn voor zichzelf te beslissen of te aanvaarden dat ze geen kinderen zullen hebben. Misschien zijn er mensen voor wie het leven gewoon verkeerd gelopen is.”

Het lijkt me goed als er over kinderen, wel of niet, iets minder taboes zouden zijn. Dat alle varianten op een rustige manier kunnen praten. Dat er mensen zijn die in deze tijden, waarin ze via alle mediakanalen worden platgebombardeerd met pedagogische adviezen voor het opvoeden van het ideale kind, zich af en toe vertwijfeld afvragen waar ze aan begonnen zijn, dat lijkt me maar normaal. Dat er mag toegegeven worden dat sommige mensen die kinderen krijgen, dat om bij wijze van spreken heel ‘egoïstische’ redenen doen, dat zou ook goed zijn. Sommige mensen twijfelen waarschijnlijk te lang, anderen hadden misschien beter iets langer nagedacht. Mensen met en mensen zonder kinderen kunnen soms even zoekend in het leven blijven. Gewoon dus allemaal. Het zou zeker ten goede komen aan al die geweldige en falende mensen die de moed en de kracht hebben om in deze duistere tijden hun kinderen met liefde en warmte de wereld in te laten groeien. Ze hebben mijn eeuwige bewondering en vertedering.

Na lang piekeren heb ik echter dan toch één reden gevonden waarom het goed is geen kinderen te hebben. De kermis. In de stad waar ik woon, is het momenteel kermis. Toen ik gisteren de boekenwinkel uit kwam, werd ik meteen overweldigd door het kermisgeweld. Langs alle kanten boenkeboenkeboenke. Fel gekleurde en flikkerende lichten. En dan vooral die gruwelijke marteltuigen waarin groepjes mensen in allerlei varianten heen en weer worden gekatapulteerd, gecentrifugeerd of gevierendeeld. Het ijzige gegil van mensen die zometeen na deze zelfgekozen kwelling kotsmisselijk verder zouden moeten bewegen tussen de kermisgeuren. Het idee dat ik ooit had moeten toekijken hoe mijn dochter in zo’n apparaat zou zitten, gaf me al een siddering langs mijn ruggengraat. Dat ik er met die dochter nog zelf in had moeten kruipen leidde tot een opstoot van afgrijzen die ik tot in mijn tenen voelde. Verdwaasd fietste ik weg van al dit geweld. Even later had ik me al tenminste voor deze dag verzoend met mijn dochterloze lot. (Daarna ging ik toch maar even luisteren naar het mooie liedje Luna Luna mijn. In de bijhorende videoclip zie je de dochter van de zanger op een schommel. Dat leek me qua bewegingstoestel al ver genoeg.)

Als ik denk aan de kermis in mijn kinderjaren, dan heb ik toch mooie herinneringen. De mooiste herinnering blijft de gele bulldozer. Mijn grootvader nam me mee om even “over de kermis te lopen”. Fons en Jan een beetje zwijgend en ingetogen naast elkaar. We gingen vroeg door. Zondagvoormiddag. Nog voor de processie zou langskomen, want dan was er nog niet zoveel volk. En we stopten aan een kraampje met autootjes. Als kind was ik een verdienstelijke verzamelaar van autootjes. Vooral Matchbox. In hun kleine doosjes kochten we ze onder meer in een winkel tegenover de kerk. Ik herinner me nog de geur van die winkel. Je had ook de Dinky Toys. Die waren groter en ook wat duurder. Met mijn grootvader keek ik naar de autootjes in een kraam, ergens tussen het huis van de tandarts en de apotheek. Ik weet nog exact waar het was en hoe het eruit zag. Daar stond de gele bulldozer van Dinky Toys. Mijn grootvader haalde een briefje van 50 uit zijn zwarte portemonnee waarin ook zijn huissleutel zat, en ik kreeg de mooiste kermis die ik kon krijgen.

Misschien zou dat nog een mooi compromis zijn. Ineens grootvader worden. Dan kun je op de kermis tegen je kleinkind nog altijd zeggen dat je veel te oud bent om zelf in die rare dingen plaats te nemen. Je kunt dan altijd met zijn tweeën op een bankje gaan zitten, en een verhaal vertellen over een gele bulldozer.

Geen opmerkingen: