25 september 2007

In actie

Gij zult in actie schieten. Gisteren was het weer eens zover. De Vlaamsche minister-president achtte de tijd rijp voor een nieuw actieplan. Het vorige plan heette: “Vlaanderen in actie”. Het nieuwe plan heet: “Actie in Vlaanderen”. Man, man, man. Ik probeer het me voor te stellen. Een vergadering met van die gewichtige marketingjongens die met een diarree aan powerpointpresentaties met naar alle richtingen wegvluchtende en kantelende woorden uitleggen wat de diepere betekenis is van het begrip actie in Vlaanderen, en waarom dat zo’n essentiële trendbreuk is met Vlaanderen in actie.

Dat er iets aan te komen zat, hadden we al kunnen merken de voorbije dagen. De minister-president kondigde aan dat hij nog één keer alle ‘captains of industry’ wilde samenbrengen, maar dan moest er wel wat te beleven zijn. Je moet het maar uit je strot krijgen, zo’n uitdrukking: de captains of industry. Het streelt waarschijnlijk het kwetsbare ego van al die venten die licht orgasmatische rillingen krijgen van het idee dat zij, en zij alleen, de werkelijkheid managen. Dat moet dan bij voorkeur gebeuren in van die quasi-militaire beeldspraak. Je ziet ze al staan, met scherpe blik vooruit, vooraan op het dek, klaar om de richting aan te geven op de woelige wateren, onversaagd, maar ook met veel extra-legale voordelen.

Natuurlijk vind ik bedrijven geweldig. Maar bij een bedrijf denk ik altijd aan een groep mensen. Er is ook iemand die de koffie moet zetten die wordt gedronken in de ‘meeting’ waar aan de ‘content’ is gesleuteld. Welke titel heeft die persoon dan? De wat of industry ben je dan? En waarom roept de minister-president niet dringend alle koffiemadammen samen voor zijn actieplan?

Politici willen zich vaak graag voordoen als zakenmensen. Ze hullen zichzelf in het jargon en de rituelen van de marketing-machocultuur. Zo worden ze zelf belangrijk, of dat denken ze toch. Het zegt iets over kleinmenselijke verlangens. Maar het zegt ook iets over het referentiekader dat zij, die de behoeders van het algemeen belang zouden moeten zijn, hanteren. Een politicus zou moeten lijden, aan de vaststelling dat de wereld een markt geworden is. Het zou hem of haar moeten verstoren, en onrustig moeten doen nadenken over de contouren van wat politiek nog wel en niet vermag. Je zou een minister-president moeten zien zoeken, ploeterend tussen de gedachten, aarzelend en twijfelend, maar met een overtuiging dat politiek er moet zijn. Maar nee, niets van dat. Veel politici springen ineens naar de andere kant van de lijn, willen zich zo graag een manager voelen, en kijken naar de werkelijkheid alsof die enkel een nog niet geheel uitgevoerd businessplan is.

Je zou hopen dat zo’n politicus toch op zijn minst het besef heeft van het theater dat hij of zij zelf opvoert. Je zou dan toch kunnen zien waar de subtiele overgang zit tussen de acteur en de rol die gespeeld wordt. Er zou dan iets van een ironische spanning zichtbaar worden die toch misschien nog een wat dwarse bezieling zou kunnen doen vermoeden. Maar voor veel politici is ook dat moment van mogelijke redding al voorbij.

En ik, gewone burger, zal het geweten hebben. Want daar gaat de minister-president weer. “We kunnen ons geen stilstand of achteruitgang veroorloven.” Die gruwelijke mantra van de opgefokte angst. Ik zou een pleidooi willen houden voor het ‘recht op stilstand’. Niet het ook al vermarkte ‘relaxen’ of ‘chillen’, niet het met de klok afgemeten moment van pauze, maar gewoon stilstand. Even stilstaan en nadenken. Om gewoon eens even te kijken naar de schitterende herfstlucht op een ochtend in september. Of gewoon, in je meest naakte huid, voor de spiegel gaan staan, jezelf bekijken, en zien waar de dingen beginnen te hangen en waar het verlangen naar vastigheid de strijd bijna opgeeft, om dan te merken dat de persoon die je daar ziet geen ‘captain of industry’ is, maar gewoon het ondertussen groter geworden jongetje of meisje.

Als ik niets doe, doe ik ook niemand kwaad. Dat denk ik wel eens. Als ik gewoon probeer mijn eigen vrede in mezelf te vinden, als ik alleen maar probeer te luisteren naar anderen, zonder oordeel, en zonder een poging om anderen te ‘gebruiken’ voor mijn doelen, dan zou dat toch moeten leiden tot een betere wereld. Als alle mensen op deze millimeter wereldgrond dat zouden doen, dan zou er toch meer liefde zijn, en dus meer geluk en minder lijden. Maar nee, daar denkt de minister-president anders over. Elke individuele Vlaming moet, nee MOET, nu, NU, in actie, ACTIE schieten. “Het is een kwestie van mentaliteit. De winnende ploeg heeft niet altijd de beste spelers of de beste techniek, maar altijd wel een ijzersterke wil om te winnen.” Zucht…

Voor de wereldvrede zou het een goede zaak zijn als alle politici en alle bedrijfsleiders en alle anderen die door hun hersenspinsels bedwelmd zijn een week lang het verbod krijgen om te spreken over de mission statement, de strategische doelstellingen en de tools om ze te bereiken. Gewoon een week, meer moet dat niet zijn. Alleen dat al zou voor hen lijken op een vorm van stilstaan of achteruitgaan.

In die week zouden ze dan eens goed moeten kijken naar die lange rijen van mooie boeddhistische monniken die in Myanmar over de straten lopen. De waardigheid en kracht die van hen uitgaan. De manier hoe ze duizenden mensen kunnen overtuigen om hun angst te laten vallen en mee de straat op te komen. Ze hebben een heel duidelijk doel voor ogen. En ze voeren een heel waarneembare actie. Veel mensen voelen zich aangesproken. Maar volgens mij hebben ze geen ‘actieplan’. Alleen een overtuiging, die wortelt in een vorm van bescheidenheid.

Geen opmerkingen: