11 september 2007

Simpel


Vloeken voor het scherm. Het overkwam me vandaag weer. Tijdens een zogenaamd mediaprogramma zag ik beelden over een voorstelling van een boekje met gedichtjes van een bekende Vlaamse acteur. Hij had verschillende collega’s uitgenodigd bij de plechtige gebeurtenis. En die kwamen allemaal zeggen dat de mens in kwestie op dit moment “hot” is. Hot? Blijkbaar bekijken ze elkaar als mode-items. Zoiets als: dat moet je dragen (daarmee moet je gezien worden), je moet er geweest zijn (je moet er gezien worden). Onder elkaar bekijken de producten hun positionering. Ik vraag me ondertussen af wat het tegenovergestelde van ‘hot’ is. ‘Cool’ is het alleszins niet, want wie cool is, is eigenlijk ook ‘hot’. Het tegenovergestelde moet iets zijn als: onbestaand, uit beeld, niet meer mee lopend in de race, geen referentiepunt voor de andere positionele goederen. Of ook, gewoon ‘out’, klaar om uitgegomd te worden.

Volgens mij kun je dan beter een warme mens zijn, dat kun je ook gewoon blijven, ongeacht of je nu hot bent of niet. En misschien is de acteur in kwestie ook wel een warme mens. Zou best kunnen. In elk geval, hij heeft nu een boekje. Voor een poëziebundel bleek de opmaak van dat boekje wat atypisch. Op het kaft vooraan stond vooral een grote foto van de acteur in kwestie, geportretteerd als zijn glimlachende en joviale zelf. Meestal blinkt een poëziebundel uit in bescheidenheid. Zo kun je, niet afgeleid door te veel beeld, schroomvol aan de woorden, en niets dan de woorden beginnen. Bij een roman wil ik altijd graag ergens zien hoe de auteur eruit ziet, al is het maar een heel klein fotootje. Maar bij een dichtbundel wil ik dat om een of andere reden vaak liever niet. Mocht ik een slecht karakter hebben, dan zou ik eventueel nog kunnen denken dat de uitgeverij zich niet alleen door de inherente literaire kwaliteit van het schrijfsel maar ook door commerciële overwegingen indirect gerelateerd aan de bekendheid (heetheid?) van de acteur zou hebben kunnen laten leiden. Maar gelukkig heb ik geen slecht karakter.

In elk geval, een beetje mediamagazine moet tijdens al die receptietjes steeds op zoek naar soundbytes. Kleine meninkjes die strategisch geplaatst worden. Over hoe geweldig de collega wel is, over hoe fantastisch het is om hier of daar te zijn, en – bijgevolg – over hoe geweldig ze zelf zijn. Dat soort kleine gesprekjes blijkt een enorm troostend karakter te hebben. Het is zelfs een geweldige vorm van preventie van depressies. Vaak word ik midden op de dag ineens acuut verlamd door een existentiële angst. Het is een vorm van media-angst. Ineens word ik me dan bewust van het feit dat ik op dat eigenste moment – mocht ik ernaar gevraagd worden – geen wereldschokkende, de loop van de geschiedenis veranderende, de harten van alle vrouwen van dit melkwegstelsel sneller doen kloppende, tot licht ironisch fronsende bewegingen aanzettende dingen te vertellen zou hebben. Je moet er immers steeds op voorbereid zijn dat je op elk moment van de dag, en op elke plek van het universum mediaklaar bent. Je zou kunnen aangesproken worden om een mening te geven. En dat is dan een opportuniteit om er helemaal te staan, je positie ingenomen. Want je weet nooit wanneer je 15 seconds of fame komen. Soms kun je stiekem een beetje oefenen, tijdens een middagpauze of zo. Zo van: stel dat ik nu gebeld zou worden door de radio om mijn mening te vragen over de recente wijziging in de strategie van Al Qaida in het grensgebied tussen Afghanistan en Pakistan, wat zou ik dan zeggen. Of over de vraag wat de gewenste hoogte van de taille van denimbroeken voor vrouwen in dit seizoen is. Of over de vraag of het pedagogisch verantwoord is dat Paris Hilton een kind gaat krijgen dat dan ook nog eens London zal heten. Dan moet je klaar zijn natuurlijk, want zo’n kans krijg je niet vaak. Maar, zoals gezegd, heel af en toe is er ineens een moment van temporeel ontbreken van grote diep- en scherpzinnigheid. Het kan je overkomen. Maar als ik dan in zo’n mediaprogramma een of andere min of meer gezandstraalde BV een meninkje hoor plaatsen, dan voelt dat als een opluchting. Je weet immers dat die mensen ervoor opgeleid of gecoacht zijn om elke leegte vol te kwebbelen, en dus verwacht je ook wat. En af en toe blijkt dat ze nog minder te vertellen hebben dan ik, op zo’n eerder geschetst onbewaakt moment. Het verzoent me in een klap met mijn structurele onaangepastheid.

Maar goed, het ging dus over de gedichtjes. Tijdens de receptie werden andere acteurs gevraagd naar hun mening over het boekje. Zegt een van die mensen daar iets als: “Wat ik zo goed vind aan de gedichten van xxx, is dat ze eenvoudig zijn. Ik kan ze begrijpen. Als ik, zeg maar, een gedicht van Herman de Coninck lees, dan moet ik 24 keer nadenken, maar hier begrijp ik alles in een keer.” Een vloek klonk door de kamer. Gevolgd door een diepe zucht.

Welk niveau van hot-zijn de acteur die dit zei ondertussen bereikt heeft, weet ik niet, en wil ik ook niet weten. Maar ik had hem graag willen toespreken. Beste meneer, gedichtjes, of zelfs de dingen in het algemeen, moeten niet eenvoudig zijn. Ze moeten zich laten ontdekken, maar mogen zich nooit laten vinden. Ze moeten je ergens brengen waar je uit jezelf nooit had kunnen komen. Ze moeten met hun eigen, noodzakelijke werkelijkheid, iets zeggen of laten zien over die andere werkelijkheid waar we in leven. Ze moeten een vorm hebben die aanzet tot even willen verwijlen, tot willen aanraken. Er is niets gruwelijkers dan een volledige transparantie, waarin er niets meer ‘nog te begrijpen’ is. Er is niets dat meer tot eenzaamheid aanzet dan een tekst die zich, nog voor je hebt moeten zoeken, als volledig ontsloten aandient. Dat is als een mens die je leert kennen waarbij het fout gaat. Na vijf minuten besef je al dat alles wat zou kunnen gezegd worden gezegd is, dat er niets is wat je tot lust of gekwetst worden zou kunnen aanzetten, dat er geen stuk is van dat andere lichaam dat je graag in een ander licht op een andere plaats zou willen zien, dat er niets is dat je uit evenwicht zou kunnen brengen of bang maken. En tegelijk besef je dat je nog een hele avond met die andere persoon opgescheept zit. Dat soort eenvoud is zuivere horror.

En wat zo erg is bij dit alles, Herman de Coninck had het niet zo voor echt hermetische poëzie, en hij gebruikte zelf wel eens schijnbaar ‘eenvoudige’ zinnen, maar hij maakte wel gedichten die je kunt lezen en herlezen. Het zijn plekken waar je naartoe kunt gaan, zoals in dit gedicht. En waar dus nog altijd iets te ontdekken valt. Waarom wil je een mooie mens steeds opnieuw zien? Misschien wel om de verwarring en de verrassing in de herkenning, en het verlangen naar nieuwe dingen in wat vertrouwd is.

Geen opmerkingen: