27 september 2007

Een edele waarheid


Als mens leef je niet alleen op de wereld, en gelukkig maar. Je komt anderen tegen, gewild of ongewild. Soms is dat erg, soms niet. Hoe het komt dat de ene mens je meer aanstaat dan de andere, dat is niet altijd duidelijk. Los van allerlei theorieën fascineert het me steeds om te kijken naar anderen, en vooral te voelen – ik heb even geen andere beschrijving – welke energie mensen uitstralen.

Naarmate ik ouder word, heb ik vaak het gevoel dat het vaak niet zoveel uitmaakt of een ander een andere mening heeft over dit of dat. Of die ander ergens in zichzelf een soort rust gevonden heeft, dat bepaalt denk ik vaak veel meer. Het kan zijn dat een ander heel erg met zichzelf worstelt, en dan kun je er moe van worden. Maar je kunt dan wel begrijpen, en weer even achteruit gaan, om daarna weer terug te komen.

Het moeilijkste vind ik altijd mensen die op een of andere manier andere mensen gebruiken. Daar krijg je een wankel gevoel van. Het is het tegenovergestelde van wat je voelt bij echte vriendschap. Daar kun je het gevoel hebben dat je tegenover elkaar kunt zitten, als twee volstrekt andere mensen, geen symbiose dus, zonder dat dat tot enige verstoring van de golven hoeft te leiden. Je kunt die ander helemaal bekijken. De dingen die zijn zoals ze bij jou zijn, en de dingen die altijd anders zullen zijn. Desnoods zwijg je. Maar je weet dat die ander niet zal proberen jouw terrein in te nemen. Ook al ga je hevig bewegen, je weet dat je ergens in het midden elkaars hand vasthoudt. Of het goed is of nog beter, hangt af van de rust die je in jezelf hebt op dat moment (wat iets anders is dan rustig zijn).

Het is een groot verlangen om zo met andere mensen te kunnen zijn. Soms lukt het, soms lukt het niet. Als het niet lukt, kan het veel pijn doen. Misschien is het een kunst die we te weinig beheersen, of die te veel innerlijke rust vraagt, maar het echte gesprek met een ander is toch iets dat zeldzaam is. Met iemand praten die heel andere meningen heeft, maar toch het gevoel hebben dat je volledig en alleen maar aan het praten bent, in de zin van uitwisselen van ideeën of inzichten. Dat er op geen enkel moment iets van strategie of tactiek in het gesprek sluipt. Dat die ander niet wegvlucht van zichzelf, of van de ontmoeting van de ideeën. Dat die ander nooit jou probeert te raken of uit evenwicht brengen om zo minder te moeten praten. Dat er nooit angst of misbruik is van zuivere, niet gebruikende emoties als verdriet, schaamte of twijfel. Dat je weet dat die ander ook je opwinding of betrokkenheid zal toelaten, zonder oordeel.

Mensen die een ander gebruiken, lijken te vluchten van iets in zichzelf. Daarom heb je ook zo vaak het gevoel dat je hen niet ziet, dat ze je ontsnappen als je probeert te zien waar ze zijn. En daardoor maken ze jou onrustig en op je hoede. Je voelt het in je lichaam, hoe dat zich subtiel in stelling brengt. En het akelige is dat je daardoor soms ook jezelf een beetje verliest. Alsof je ineens niet meer met jezelf samenvalt.

Ik ging even terug lezen in een boekje over het boeddhisme, misschien wel ingegeven door de boeddhistische monniken die je elke dag in het nieuws ziet. En het kwam opnieuw als een schok van herkenning tot mij. Het lijden, daarover gaat het in (de vier edele waarheden van) het boeddhisme. Wat is het, wat is de oorzaak, en hoe kunnen we ons ervan bevrijden. Ik lees dat de oorzaak van het lijden ligt in ‘begeerte, afkeer en verwarring’. In het boekje wordt het voorbeeld gegeven van iemand die je alleen vanuit deze drie ‘vergiften’ benadert. Die persoon zal zich de hele tijd afvragen wat hij aan die ander heeft, of die in zijn plan past of niet, of hij er iets van gedaan kan krijgen, of het macht opbrengt, of de ander het hem moeilijk kan maken, of de ander iets wil van hem, … Dat leidt tot een heel onaangenaam gevoel. Als die bedenkingen worden omgezet in handelingen, loop je het risico op allerlei manieren misbruikt te worden. “Maar ook voor de persoon in kwestie is het een bron van lijden. Hij leeft in een constante toestand van oorlog. Ieder contact bestaat uit een machtsstrijd waarin hij kan winnen of het onderspit kan delven en zelf misbruikt worden. Buiten de korte en incidentele momenten van onmiddellijke behoeftebevrediging is er geen rust of welbehagen.” (Edel Maex, Een kleine inleiding in het boeddhisme, p.16)

Het is een mooie omschrijving, die je helpt bij het kijken naar en begrijpen van andere mensen. Vooral ook door het alternatief voor zo’n manier van zijn. Ik lees een citaat van de Boeddha: “In de mate dat iemands gedrag niet gedreven is door begeerte, afkeer en verwarring, zal hij spontaan liefde, mededogen, blijheid en onbevangenheid uitstralen.” (Id., p.17)

Het is een mooi gevoel, te weten dat er ooit al andere mensen diep hebben nagedacht over dingen die je zelf probeert te begrijpen. Gisteren zat het woord ‘onbevangenheid’ de hele dag in mijn hoofd. En vandaag duikt dat woord op, net op de plek waar ik zocht. Misschien heb ik wel iets begrepen dat daarvoor nog een klein beetje in het donker zat.

Geen opmerkingen: