07 oktober 2007

De normaliteit van de laatste dagen


Nadat ik een reportage erover hoorde op Radio 1 eerder deze week ging ik ook kijken naar het fotoalbum van Auschwitz dat onlangs opdook. Je kunt het helemaal inkijken. Je kunt er ook nog heel wat boeiende achtergrondinformatie over vinden op dezelfde site. Maar gewoon kijken naar de foto’s is eigenlijk al genoeg.

Er zijn maar heel weinig foto’s bekend die gemaakt zijn in Auschwitz tijdens de oorlog. Naast dit fotoboek blijkt er ook een fotoboek te bestaan uit dezelfde periode van de oorlog, de allerlaatste maanden, dat beelden geeft over de aankomst van transporten uit Hongarije. Dat die twee naast elkaar bestaan, maakt het geheel enkel nog pakkender.

Gewoon door het album bladeren en de meer dan 100 foto’s bekijken, is een verstillende ervaring. Als je bedenkt dat deze foto’s gemaakt zijn in de laatste maanden van de oorlog, in een aantal gevallen zelfs enkele dagen voor het kamp van Auschwitz ontruimd werd, dan kun je niet anders dan verbijsterd zijn. In het kamp probeerden de nazi’s op dat moment nog zoveel mogelijk mensen te vernietigen. De Russen en Amerikanen rukten op. En in Auschwitz lijkt het sociale leven van de SS-officieren gewoon door te gaan. We zien feestjes. Er zijn kleine uitjes naar een soort buitenverblijf voor wie goed ‘presteerde’ in het kamp. Je ziet beruchte mensen als dokter Mengele gewoon tussen de anderen staan. Je ziet groepen lachende SS’ers omringd door vrouwelijke “Helferinnen”. Je ziet de favoriete hond van de eigenaar van het album. Er is een SS-hospitaal dat wordt ingehuldigd. Er is een begrafenis met militaire eer voor de gevallenen van een ‘terreuraanval’, wat in dit geval gaat om een geallieerd bombardement op het kamp. Er is een bezoek aan koolmijn. Een generaal komt een lezing geven over de Duitse “overmacht” in de lucht. Er zijn schietoefeningen. Een kerstboom wordt aangekleed.

Het fotoalbum blijkt eigendom geweest te zijn van SS-Obersturmführer Karl Höcker, de adjudant van de commandant van Auschwitz, Richard Baer. Höcker was in Auschwitz van mei 1944 tot de evacuatie van het kamp in januari 1945. Na de oorlog zat hij blijkbaar kort vast in een krijgsgevangenenkamp, waar hij vrij kwam in 1946. Hij hernam zijn leven en werd kaderlid in een regionale bank. In 1963 verloor hij zijn job na een veroordeling in de nadagen van het Eichman-proces. Na zijn gevangenisstraf ging hij gewoon terug aan het werk bij dezelfde bank in 1970.

Het is bijna onmogelijk om naar deze foto’s te kijken zonder alle andere beelden te zien van dingen die ergens net buiten beeld gebeuren, de massale vernietiging van mensen. De mensen die we niet zien, zijn even ‘gewone’ mensen als de lachende SS’ers die we wel zien. Van wie we niet zien, zouden in principe even omstandige fotoalbums kunnen gemaakt zijn. Beelden van uitstapjes in de natuur of van ontmoetingen met vrienden. Een fotoalbum is steeds een constructie. Het is iets als: dit is mijn leven, dit is mijn wereld. De foto’s die in een bepaalde volgorde en met een bepaalde schikking in een boek geplakt worden, zijn niet zomaar losse beelden. Ze zitten niet meer in een schoendoos, maar ze zijn geordend. Wie een fotoalbum vindt, vindt een leven, dat als een verhaal in een volgorde is gezet.

Je zou willen dat je de fotoalbums zou kunnen zien van wie niet in beeld komt. De gezichten van die Hongaarse joden voor wie het eind van hun leven net iets sneller kwam dan het eind van de oorlog. De gezichten van hun kinderen en geliefden. De beelden van de plekken waar ze werken, waar ze trots aan een bureau zitten te poseren. De beelden van een familiefeest. Misschien zijn die foto's er ergens nog. Misschien ontsnappen die mensen zo een heel klein beetje aan hun ‘nummer-zijn’.

Maar je ziet dit fotoalbum. Het akelige is dat je ‘gewone’ mensen ziet. Tussen de gezichten zie je enkele van de grootste misdadigers van de Twintigste Eeuw. Maar als je hun naam niet zou kennen, zou je gewoon enkele mensen in een uniform zien, die even een dag vrij nemen of een jachtfeestje organiseren. Het zou veel gemakkelijker zijn om ‘beesten’ te zien, om ‘het kwaad’ te zien. Maar je ziet lachende mensen, die zich door een accordeon begeleid amuseren, en fruit zitten te eten.

Met je huidig besef van de tijdslijn van de geschiedenis zou je willen dat je mensen ziet die bang en schuldbewust zijn, en eventueel bezig zijn met het uitwissen van hun sporen. Dan zou je iets van een besef kunnen vermoeden. Maar je ziet het niet. Je zou meer willen weten. Zijn deze mensen zich min of meer bewust aan het amuseren als waren ze aan het dansen naast het orkest op de Titanic? Zou er een soort cynisch en bijna decadent gevoel zijn van ‘gewoon doen alsof’ terwijl ze weten dat alles verloren is? Of zou, en dat zou het ergste zijn, hier gewoon het normale leven bezig zijn? Een groot deel van de mensen op deze foto’s moet geweten hebben dat de oorlog bijna voorbij was. Zouden de dingen die we zien misschien een soort panisch ritueel zijn, om hun mogelijke angsten en nakende falen preventief te bezweren? Dat zou je nog tot op zekere hoogte kunnen begrijpen. Maar het idee dat je mensen ziet die hun ‘normale’ activiteiten doen, zoals ze die de jaren daarvoor ook deden, en die denken die te kunnen doen zolang de oorlog duurt, om daarna gewoon weer naar huis te kunnen gaan, dat is het moeilijkste. Het zou hen ‘gewoon’ maken op een manier die je niet wilt weten.

Geen opmerkingen: