24 oktober 2007

Het vertrek

‘Hier zitten we dan.’
‘Ja, wie had dat gedacht.’
‘Het is waar. Wie had het gedacht. Hoewel, eraan denken was misschien nog gemakkelijker dan het doen.’
‘Ben je blij, nu je hier bent?’
‘Ja, ik ben blij. Het is tegelijk ook raar hoe iets dat je zo denkt te willen, je ook zo moe kan maken.’
‘Dat begrijp ik wel. Voor mij is het niet anders. En ik besefte pas nadien dat ik dit ook wel wilde. Jij wist het al langer.’
‘Misschien wel. Ik zat te kijken, naar die mensen die ik al zo lang ken. En ineens leek het alsof ik hen niet meer kende. Of eigenlijk wel. Het was iets anders. Meer een soort teleurstelling. De hele tijd dacht ik dat ik met hen samen iets aan het doen was. En ineens leek het alsof zij al de hele tijd gewoon met iets anders bezig waren.’
‘En dacht je dat je dat eerder had willen zien?’
‘Dat weet ik eigenlijk niet. Misschien wel niet. Ik had het niet willen missen.’
‘Bij mij was het anders. Ik zag de anderen, en besefte hoezeer ik niet ben wat zij zijn. Ik zie de dingen die ze goed doen, en vooral het gemak waarmee ze het doen. Misschien denken zij dat het voor mij ook zo gemakkelijk is. Maar dat is niet zo. Hoewel ik het zo graag wilde geloven.’
‘Ik vermoedde dat er iets was wat we deelden. Nu besef ik dat het klopt. Ik vroeg me al lang af wie ik zou vragen om mee te gaan. En op een of andere manier kwam ik altijd bij jou uit.’
‘Dat je het mij vroeg om mee te gaan, verraste me. Ik wist niet dat je dit van plan was. Ik had me alleen voorgenomen in te gaan op de eerste vraag die me gesteld zou worden. En die vraag was jij.’
‘Dan is het goed dat wij hier nu zijn, onderweg.’
‘Ben je bang?’
‘Ja, ik ben bang. Het moeilijkste is het risico dat je gaat beseffen dat je iets doet wat je al langer had moeten doen.’
‘Is het zo moeilijk dan?’
‘Ja, al kan ik niet uitleggen waarom. Als dit voorbij is, zal ik waarschijnlijk weer terug gaan. Al zal ik dan anders kijken.’
‘Misschien ga je wel niet meer terug. Misschien ga ik wel niet meer terug. Misschien gaan wij wel niet meer terug.’
‘Ben jij niet bang dan?’
‘Weet je, ooit heb ik het je al verteld. Hoeveel moeite het me kost om dit te zijn. Het kwam eruit voor ik het besefte. Maar ik denk dat je het gehoord hebt.’
‘Ja, ik herinner het me nog. Je leek zo hard toen voor jezelf.’
‘Zo was het gewoon toen. Er is een vorm van bang zijn, die er al sinds die tijd altijd geweest is. Maar nu is dat gevoel weg. Nu, en hier. Misschien morgen niet meer.’
‘…’
‘Wat is er?’
‘Niets. Ik vroeg me ineens af wat we zouden gaan doen als het regent straks. Kunnen we dan wel gaan wandelen?’
‘Natuurlijk. En anders doen we het gewoon niet.’
‘En wat als ik ineens niet meer weet wat te zeggen?’
‘Dat zal niet gebeuren. En het zou helemaal niet erg zijn.’
‘Nee?’
‘Nee. Ik denk dat jij iemand bent bij wie ik graag wil zwijgen. Het zou me goed doen trouwens. Gewoon even zwijgen. En niemand die vraagt waarom ik zwijg.’
‘Soms sta ik wel op ’s nachts. Niet schrikken dus als dat zou gebeuren. Dan wil ik gewoon even zitten. Een beetje koud worden. En naar de maan kijken, of gewoon naar het licht.’
‘Dat is niet erg. Ik zal het waarschijnlijk niet merken. Als ik slaap. Soms lig ik een halve nacht wakker.’
‘Als dat gebeurt, dan mag je me altijd wakker maken. En dan vertel ik een verhaaltje.’
‘Misschien wil ik dan wel gewoon naar de geluiden luisteren, en is dat genoeg.’
‘Dat is goed. Kijk daar, hoe breed de rivier is.’
‘Dat zou je hier niet verwachten. De kleuren zijn wel mooi.’
‘Ja.’
‘Denk je dat jij zult weten wanneer je terug moet gaan?’
‘Ik weet het niet. En nu is het nog te moeilijk om daaraan te denken.’
‘Dan is het goed, want ik wil er ook niet over nadenken.’
‘Heb je al honger voor straks?’
‘Ja, eigenlijk wel. Het valt me op omdat ik de voorbije dagen zo weinig gegeten heb. Het lukte gewoon niet.’
‘Dan maken we gewoon iets heel lekkers.’
‘Jou zien koken, dat lijkt me wel wat. Zullen we het traag genoeg doen? Ik wil graag zien hoe het gebeurt. Helemaal, hoe het van het begin tot het einde gaat. Op een of andere manier geeft me dat nu een groot gevoel van rust.’
‘Dat is mooi. En dan blijven we daarna lang aan de tafel zitten. Alsof de tijd er niet is. Jij zult me zeker helpen om traag te zijn, en er is niets wat ik nu meer zou kunnen gebruiken.’
‘Het komt nog goed, denk ik, met ons daar.’
‘Ja, ik denk het ook.’

1 opmerking:

Hannes Van Huyck zei

Hey Jan,

Je kan echt mooi filosofisch schrijven! Doet me een beetje denken aan de teksten die ik schrijf...