06 oktober 2007

Man, man, man...

Met enkele goede vrienden hebben we een zoals steeds boeiend gesprek. Het doet me telkens veel deugd om met deze mannen een beetje thuis te komen. Een gezelschap waarin er relatief te veel mannen zijn, verdraag ik meestal niet. Maar met deze mannen is het altijd anders. Ze zijn een onmisbaar deel van mijn leven geworden.

We hebben het dit keer ook over mannen. Wie zijn ze? Wat kunnen of moeten ze zijn? En hoe kunnen beelden van mannen daarbij een rol spelen? In de tekst die we gebruiken, lees ik dat mannen hun identiteit kunnen vinden in twee polen: vechten en liefhebben. “Wie alleen maar vecht, loopt gevaar hard en ongevoelig te worden. Wie alleen maar liefheeft, heeft de neiging alleen zijn zachte kanten toe te laten. Beide mogelijkheden horen bij de man. Als vechter is hij in staat lief te hebben. Zijn liefde heeft de eigenschap van de veroveraar en de beschermer nodig. En zijn vechten heeft liefde nodig opdat het niet ontaardt in blinde woede.”

Hoewel ik vaak wat zenuwachtig word van te veel ‘zekerheden’ als het gaat over mannen en vrouwen, is het een interessante gedachte om even na te denken over die twee polen. Helpen ze om iets te begrijpen van wat je zoekt en wat er op je weg komt als man? Anderen zijn er waarschijnlijk beter in, maar ik vind het op zich nog altijd een beetje moeilijk om te zeer vanuit een raster van man-zijn naar mezelf te kijken. Het omgekeerde, gewoon kijken, en dan proberen te ontdekken waar de man zou kunnen zitten, lijkt me gemakkelijker.

Het kan best zijn dat veel mensen, vrouwen en mannen, gelukkiger worden of het gevoel hebben dat ze meer greep krijgen op een onwelwillende werkelijkheid door de eenduidige schema’s over de gewenste rollen van mannen en vrouwen die ze van Dr. Phil krijgen, maar voor mij werkt dat niet. Het lijkt zo weinig ruimte over te laten voor het tussenin-gebied waar zo veel mensen zich bevinden. Ik hou altijd meer van vrouwen en mannen die net niet samenvallen met hun eigen beeld. Ze worden aantrekkelijker wanneer hun eigen tekening buiten de lijntjes is ingekleurd.

Er is al veel geschreven en gezegd over de identiteitscrisis waar de moderne man in zou zitten. Onder meer door de successen van de vrouwenbeweging zouden veel mannen ‘het’ niet meer weten. Net als de mode, die sneller verandert dan de wind kan draaien, lijkt ook de markt van beelden van hoe de man zou moeten zijn op een slagveld. De ‘nieuwe mannen’ zijn weer uit, en ‘echte venten’ zouden weer meer gegeerd zijn. Trendwatchers vinden allerlei mooie woorden uit voor nieuwe manidealen die kwetsbaarheid en kracht, zachtheid en hoekigheid in één beeld verzoenen.

Soms lijkt me de grote mannelijke verwarring nog niet zo’n slechte zaak te zijn. Het werd misschien wel eens tijd. Twijfelend tussen alle verwachtingen en evenveel beelden worden mannen kwetsbaar en stotterend in hun pogingen een weg te vinden in het leven. Er zijn mannen of jongens die op een zielige manier een uitweg zoeken in een of andere vorm van uitvergrote mannelijke protserigheid. Ze denken dat ze belangrijk zijn als ze zich als ‘manager’ kunnen voordoen. Veel gewichtige woorden, het etaleren van een zogenaamde ‘rationaliteit’, het bewonderen van de zakelijkheid, veel ik-boodschappen, veel praten over ‘leiderschap’ en hopen dat dat op henzelf afstraalt, vluchten in tabellen en schema’s, het hoort er allemaal bij. Het zijn mechanismen van angstontwijking. Ze verschillen in wezen niet zoveel van wat de klassieke brutale macho’s doen, die zich als haantjes tooien in de symbolen van de opgefokte mannelijkheid, die alleen hun onzekerheid kunnen bezweren door vrouwen te vernederen of die allerlei zogenaamd ‘culturele’ systemen uitvinden die de verondersteld onoverbrugbare kloof tussen man en vrouw moeten institutionaliseren. Het heeft allemaal meer met angst dan met iets anders te maken.

Verwarring lijkt me eerlijker dan. En mooier. Zeker ook voor mannen. Als we even in algemene termen spreken, al is het maar om didactische redenen, dan kan ‘mannelijkheid’ toch ook zo ongelooflijk mooi zijn. De mannelijke drang om dingen te ‘creëren’, de grote energie en moed waarmee er tegen windmolens kan gevochten worden, de lichte verblinding die voor het falen komt, het zich verliezen in de stroom van ideeën, het verlangen naar weten, de kameraadschap, het vechten met het eigen grensgebied tussen geest en lichaam, een bepaald soort existentiële eenzaamheid, dat soort dingen hoort bij een vorm van mannelijkheid die ontroerend mooi kan zijn. Wat het is, zul en mag je nooit kunnen vastleggen in een 10-stappenplan van na te volgen voorschriften. En al wat mooi is, zal ook altijd op een verkeerde manier kunnen gebruikt worden. Het is dus per definitie ontsnappend en diffuus. Het is een stukje van het zijn, meer niet. Het zoeken is mooier dan het gevonden hebben.

Misschien moet ik de volgende dagen alle mannen rondom mij eens goed bekijken. Is er iets van hen dat ik begrijp door te denken aan vechten en liefhebben? Is er iets van al wat ooit tegen me gezegd is dat zich uit het duister haalt door die twee woorden? En zou je er na dat alles anders uit zien in de spiegel?

Geen opmerkingen: