13 september 2008

Blik

De conducteur is in een jolige bui deze morgen. “Dames, juffrouwen, heren, welkom op deze trein naar…” Meteen kijk ik rond of ik zo meteen kan zien welke wezens van het vrouwelijke geslacht in de ene dan wel de andere categorie thuishoren. En ik controleer meteen de stelling dat alle mannen even vanzelfsprekend in één groep te situeren zijn. Later zie ik dat de conducteur wel onmiddellijk het onderscheid lijkt te kunnen zien. Er is een aangepaste behandeling voorzien per subcategorie.

Vanuit de bus zie ik iemand een huis binnengaan. Ooit zat hij bij me in de lagere school. Ik zie de jongen nog. En moet me meteen corrigeren. Geen jongen, maar een man. Hoe komt het toch dat zij die met jou jongen waren, altijd jongens blijven als je ze ziet? Je moet de man erbij denken.

Het is moeilijk te kijken naar de wereld waarin de kinderen opgroeien zonder je eigen kinderwereld erbij te zien. Je kunt je oefenen in alleen maar hier en nu kijken. Dat kan aardig lukken. Je kunt vol verwondering kijken naar de manier waarop die kinderen soepel in hun tijd bewegen. Je afvragen of ze misschien geboren zijn met Windows in hun hoofd, en een chip voor het feilloos begrijpen van eender welk computergame, zonder ooit een handleiding te lezen. Je kunt elke stelling die ook maar een beetje zou lijken op ‘vroeger was het beter’ vakkundig vermijden. Hoe praat je over de verschillen die je dan nog ziet? Ze blijven immers groot. Nog veel meer dan toen is hun leefwereld een markt geworden. Het doet pijn om het te zien. Alles lijkt nog zoveel drukker geworden. Je probeert goed te laveren in die wereld van nu, open voor wat is, en toch zoek je beelden op uit een andere tijd toen jij toen was, om het nu te begrijpen. Wie alleen nu is, er toen nog niet was, kan weinig of niets met die blik naar toen. Tot die later ook een nu en een toen zal hebben, en anderen zal proberen te begrijpen die nog geen toen hebben.

Oefeningen in zen. Staan te wachten op de bus. Weten dat die bus hier op tijd moet komen, om daar straks op tijd de trein te hebben. Bij een normale rit, is er daar vijf minuten om over te stappen. Je ziet hoe de bus met duidelijk meer dan vijf minuten vertraging vertrekt. En je weet al dat die trein waarschijnlijk weg zal zijn. Oefenen dus. Bekijk het positief. Er is nog altijd een volgende trein. Je gewoon schikken naar de situatie is een goede oefening. Zo krijg je trouwens een uur extra leestijd in dat nieuwe boek. Maar het zou toch ook handig zijn als die bus nu iets sneller zou rijden om die achterstand in te halen. Blijven oefenen. Milde aandacht in het nu dus. Ja, het landschap is erg mooi. Interessant hoe ze dat huis hier verbouwd hebben. Maar waarom staan er bij zoveel haltes onderweg ook nog mensen te wachten? Waarom moet er hier ook nog een mevrouw met een zware kinderwagen de bus op? Waarom is dit nu net geen lagevloerbus? Blijven oefenen, in rustige betrokkenheid. Dus gewoon even uit de bus stappen om die mevrouw op de bus te helpen. Spontaan even een goede mens zijn. Die mooie dankbare glimlach is toch genoeg, of niet soms? Het wordt toch kantje boordje. Lopen, lopen, lopen, tussen de auto’s, het perron op, terwijl je de bel van de overweg al hoort rinkelen. Daar achteraan is nog één deur open, waar de conducteur staat. Lopen, lopen, en zien dat de deur voor je neus dicht gaat. En toch maar roepen: stomme bus! Meteen gecorrigeerd door een zen-reactie. Het is niet erg om telkens opnieuw te beginnen met oefenen.

Nog even terug. Het is een hele geruststelling te merken dat de bus nog steeds een ruimte is voor het prille en door onrustige hormonen gestuurde verkeer tussen de geslachten. De jongens en de meisjes stappen een voor een op. De ene jongen zit er als eerste op. Nog wat onwennig. Maar ook gewoon rustig, nog niet in een pose. Tot de tweede jongen instapt. Hij heeft wat harder gewerkt aan de looks. Het haar ligt in de juiste plooi. Hij gaat tegenover de andere jongen zitten, zijn rug naar de voorkant van de bus. Een beetje schuin hangen. Benen open, zoals mannen dat doen. Cool, dus. Tot het eerste meisje opstapt. Ze gaat nog een bank meer vooraan zitten, aan de andere kant van de gang. De tweede jongen en het eerste meisje kijken zogenaamd niet naar de andere mensen in de bus. Alleen, even, die milliseconde, is er die blik. Ze zitten nu uit elkaars gezichtsveld, maar de ruimte tussen hen zindert. De tweede jongen doet zijn best om niet te blozen, terwijl hij verder praat met de eerste. Het tweede meisje stapt op. Nu hebben ook de twee meisjes vooraan iets om over te praten. De meisjes stappen als eerste uit. Niet langs de middendeur, maar vooraan, na de chauffeur even lief te hebben aangekeken. Maar terwijl ze buiten langs de bus voorbijgaan, is er weer, heel heel even, die blik. Alles is in orde.

Stel dat het jongetje dat ik was, hier ergens op de trein zou stappen. Zou ik hem dan herkennen? Zou ik de man in hem zien die hij nog moet worden?

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

.
Je kunt vol verwondering kijken naar de manier waarop die kinderen soepel in hun tijd bewegen. Je afvragen of ze misschien geboren zijn met Windows in hun hoofd, en een chip voor het feilloos begrijpen van eender welk computergame, zonder ooit een handleiding te lezen.


Goedenmorgen Jan,

Ik ben geboren met Winnetou in m'n hoofd.
Wij schoten er wat op los met onze rekken gespannen over een lucifersdoosje.

We haalden snelheden van 100 km per uur.
Dàt was veel toen op een hoop graszoden.

Maar we hadden een snelle en ruime verbeelding.

Vanmorgen hoorde ik op de radio dat drie jongetjes van beneden de tien, een driehonderdtal graven beschadigd (vernield) hebben.

Uit verveling.

.