06 september 2008

Het gaat door

De trein is net gestopt in het station. De moeder stapt af met haar twee zoons. Ze gaan op de bank zitten op het perron, terwijl de trein nog een tijd blijft staan. Ik denk jongens, maar het zijn twee volwassen mannen. De ene kijkt naar beneden en wiegt voortdurend vooruit en achteruit. De andere wuift met een slap handje naar de trein. De moeder trekt bij haar ene zoon een groene bivakmuts over het hoofd, en streelt hem nog even liefdevol. Bij de andere maakt ze eerst zijn jas vast, en daarna krijgt die een blauwe muts op. En dan neemt ze hen beiden bij de hand, en ze wandelen het perron af. De trein vertrekt. De ene man wuift opnieuw naar de trein. De trein gaat door.

Het kleine meisje heeft enkele poppen gehaald in het huis en wil dat ik met haar mee speel. Er is een relatief recente barbiepop, met mooie kleertjes. Er is een oudere barbiepop, die al enkele oorlogen lijkt te hebben meegemaakt. Er is een klein poppetje van een meisje met een fakkel. En er is ook nog een zacht konijn. Het spel is ingewikkeld, want de rollen veranderen voortdurend. Nu is de ene pop de prinses, en de andere de heks. Terwijl het konijn de prins wordt, zijn de anderen alweer van rol veranderd. En daarna komen er nog meer kleine poppetjes, die allemaal in bad moeten. Maar het is alleen de mama, weer een nieuwe incarnatie, die hen uit het bad mag halen. Wat mij altijd is bijgebleven van barbiepoppen zijn de akelig knakkende knieën. Ik test ze even, en het is nog steeds zoals het vroeger al was. Ik krijg nog steeds een koude rilling van de knakkende knie van een barbiepop.

Op het plein worden de foto’s gemaakt. Ondertussen wordt het digitale toestel al een lange tijd gebruikt. Het is praktisch. De resultaten zijn er snel. Je kunt rustig meer foto’s maken. De film kan niet meer vol raken. En je kunt daarna alles gemakkelijk doorsturen en bewerken. Alles in orde dus, alleen maar winst zou je zeggen. En toch. Het was alweer een tijd geleden, maar vandaag overvalt het me weer. Ik mis dat oude fototoestel. Met dat analoge toestel had ik een dialoog die nooit meer is teruggekomen met dit nieuwe apparaat. Het is het gewicht dat ik mis, van dat mooie ding in mijn handen. Het is die mooie en soepele lens, alleen met mijn vingers bediend, niet met een of andere automatische zoom. Het is het beeld in de zoeker. Het is het dichterbij komen, bijna betastbaar. Het is het geluid van de sluiter, en de precisie ervan. Met dat oude toestel had ik er precies een oog bij, een heel bijzonder nog wel. Met dit nieuwe is er enkel een apparaat dat tussen mij en de wereld instaat. Uiteindelijk komen er steeds beelden uit, die vaak ook heel mooi zijn. Misschien is verdriet om wat doorgaat achterhaald, maar ik weet niet hoe en waarom ik het zou achterlaten.

De trein stopt waar ook de sporen stoppen. Even lijkt het alsof je niet verder weg kunt gaan van de zee dan hier. Zodra je van hier weer vertrekt kun je alleen maar dichter bij dat water komen. Je wordt het land ingetrokken. Tot waar je weer uitstapt. De trein gaat zonder jou verder.

Je kunt honderden foto’s maken van anderen. In alle poses. Je kunt alle nuances lezen. Alle beelden die in die ander rusten zien, in een oogopslag. Je weet welke de juiste of mooiste versie is. Je weet welke afwijkt van de veronderstelde werkelijkheid van het gelaat. En je zou het ook allemaal kunnen uitleggen. En toch kun je na dat alles nog schrikken wanneer je een foto van jezelf ziet. Het is ineens een oudere, andere man, zelfs geen familie van dat spiegelbeeld dat je elke dag bezoekt.

De Fons zou nu al 108 zijn. Maar het maakt niet uit. Ik neem hem bij de arm. Ik ben nu groter dan hij was toen ik mijn hand in zijn jaszak stak. Daar was het altijd warm. We waren toch al aan het station. Dus nu kan hij rustig met mij verder gaan. We gaan kijken naar alle dingen die er te zien zijn. Wat is er te zien? Het is een vraag die altijd wel bij hem paste. Ik wijs hem alle plekken aan waar er iets te zien is. Dat zijn er gelukkig veel. Ik heb alle tijd. Wat zou ik graag alle tijd hebben om hem dit alles te laten zien. Wat ze tegenwoordig allemaal al niet kunnen. Dat zegt hij, tussen veel zwijgen door. We zetten ons op de bank, en blijven daar zitten kijken. Naar alles wat er voorbij gaat. Ik kijk naar zijn hoofd. Bij het ouder worden is het kleiner geworden. Zal dat bij mij straks ook zo zijn?

Ik trek zo meteen de gordijnen dicht, en zoek een plekje op waar het warm kan worden. Een trage warmte voor dit lijf, dat lijkt me wel aangewezen. Zodra het zover is, zal ik het weten. Dat het zo had moeten zijn.

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

.
Met dat oude toestel had ik er precies een oog bij, een heel bijzonder nog wel.

Het derde oog.

.