26 september 2008
Streel
Gisterenavond waren we bij een heel mooi concert van Emmylou Harris. Het raakte me heel erg. Spannend is het altijd, om een van je muzikale helden in het echt te zien. Deze vrouw heeft ook zo’n bijzondere uitstraling, iets van een bescheiden statigheid, dat je alleen maar gefascineerd kunt kijken en luisteren. Pas na een tijdje vloeien de zenuwen uit je lijf, en ben je alleen nog maar in de muziek. En dan is het zo alles. Die wonderlijke stem, die trotse en tegelijk breekbare manier van bewegen, die jaren die zo vol gratie zijn verzameld in die mooie vrouw, het verdriet dat toch steeds in de buurt lijkt te zijn. Omringd door zo’n goede muzikanten. En je luistert, hopend dat je zult verrast worden door een van die liedjes die je zo graag hoort. Zoals How She Could Sing The Wildwood Flower dat ze ook zong.
Er is altijd veel te zien natuurlijk tijdens zo’n concert. Zoveel mensen die je kunt bekijken. Je vraagt je af waar ze vandaan komen. Het is mooi om ze te zien binnen komen. Sommigen ook een beetje zenuwachtig. Sommigen iets te zelfzeker. Sommigen voorzichtig en verlegen. Sommigen alsof zij alleen in de zaal zijn. In de hoofden en harten van de meeste van die mensen zit dezelfde muziek. Dat is natuurlijk fascinerend. Waar in je lichaam zouden al die stukken muziek zitten die je telkens weer zo kunnen raken, je tot tranen kunnen ontroeren? Het is een heel intieme plek, die je waarschijnlijk niet gemakkelijk zou laten zien aan een ander. Je schermt je veilig af tussen de andere mensen, maar je hoopt dat die persoon die daar op dat podium staat iets zal doen waardoor zij rechtstreeks naar die plek zal gaan. En je kijkt naar die andere mensen, en je kunt vermoeden of hopen dat het bij hen niet anders zal zijn.
Maar er was ook romantiek, op onverwachte plaatsen. Niet bedoeld om opgemerkt te worden, maar toch gezien. We zaten achteraan het eerste balkon, net naast de deur. Een goede plaats om veel te zien van het bewegend menselijk verkeer. Voor de deur stonden twee vrouwen. Wegwijsmevrouwen. Ze zijn de wegwijs in het universum van de concertzaal. Ze nemen je ticket in hun handen, en zeggen dan: daar is het meneer, in die rij, een mooie avond nog.
Twee vrouwen. Een mysterieuze jonge vrouw. Met een bijna engelachtige glimlach, maar niet altijd. Heel even soms. En ogen waarin je misschien, ook soms, zou kunnen verdwalen. Ze was nog nieuw, qua wegwijsmevrouw, zo leek het toch. Ze moest nog veel vragen. Aan de andere mevrouw. Een heel stuk ouder, maar duidelijk een rots van ervaring op dit kruispunt van concertzaalbewegingen. Ze had waarschijnlijk erg haar best gedaan om zichzelf in vorm te brengen. Een stuk breder dan haar jonge collega. Een wat fors decolleté, met iets te fel geblondeerd haar, maar geheel omgeven door een gracieus zwart pak dat alle aandacht vakkundig geleidde naar haar front, waardoor de vele kleine rimpeltjes in haar gezicht gemakkelijker uit het oog konden verdwijnen. Waarschijnlijk was ze ooit soepeler geweest. Maar ze bewoog discreet en efficiënt door de ruimte, al haar klanten steeds helder en vertrouwenwekkend in de ogen kijkend.
Na het voorprogramma, dat voor mij niet echt had gehoeven, en ook niet zo lang had moeten duren, was er nog een pauze. Zoveel mensen die weer opstonden. Ik hou er niet echt van in zo’n setting, het verstoort mijn concentratie. Maar goed, je laat de dingen gebeuren zoals ze komen. De twee vrouwen waren weer op pad, in en uit de deur. De mooiste vrouw van de avond stond natuurlijk op het podium. Maar tijdens de pauze was het gewoon rondkijken. En, ik moet er eerlijk voor uitkomen, de jongste van de twee fascineerde me het meest. Maar dat bleek later misschien wel onterecht.
Net voor het echte concert zou beginnen, voelde je al de onrust langzaam opstijgen uit de zaal en de gangen waar nog allerlei mensen rondliepen. Het signaal dat het concert zou beginnen weerklonk. In de gang naast de deur waar wij zaten was nu ook een man komen staan. Zo’n security-type. Met zo’n badge aan een touwtje rond zijn nek. Een nauwkeurig geschoren snorretje. En zo’n oortje, met ook een microfoontje. Hij was allerlei dingen aan het zeggen, waarschijnlijk over hoe vol de zaal al was.
En toen gebeurde het. Iedereen zat. De lichten gingen langzaam uit. Naast ons in de gang stond de oudere wegwijsmevrouw ernstig de zaal in te kijken. De man met het oortje had blijkbaar zijn werk gedaan, want hij draaide zich om weer de zaal uit te gaan. Daarbij moest hij langs die mevrouw passeren. En terwijl hij dat deed, streelde hij snel maar teder met zijn vingers over haar onderarm. Daarbij keken ze elkaar niet aan. Zij bleef staan. Er was geen verrassing, ze keek hem niet ineens verschrikt of glazig aan. Er was ook geen verveling of routine. Ofwel was dit een nauwkeurig en langzaam gegroeid ritueel. Ofwel was het een geheime communicatie die nooit door andere ogen had mogen opgemerkt worden. We gokten op optie twee. De vrouw bleef immers nog even staan. Zo hoort dat. Professioneel geen argwaan wekken. Tot ze in een beweging waarvan ik toen pas zag hoe soepel ze wel was, door de deur naar buiten ging. Naar de wandelgang. Misschien wel naar een donkere hoek achter in de vestiaire. Ik wenste het haar wel toe. En zo was iedereen gelukkig gisteren.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Oneens met uw mening dat het voorprogramma er niet had hoeven te zijn. Het was best te pruimen.
Harris' concert was niet slecht, maar ook niet uitzonderlijk goed vond ik zelf.
Een reactie posten